vrijdag 28 oktober 2011

proplossing

Het leesrijk wordt groter en groter.

De kinderboekenweek is achter de rug. Ik heb leuke optredens verzorgd voor enthousiaste kinderen. Mijn alter ego, meester Korneel, valt in de smaak/ doet het goed/ vindt een plek/ spreekt aan.
Een paar jaar geleden schreef ik een boek. Over onderwijs, op een andere manier kijken, loslaten en verbinden en... trots zijn.
Het is tijd om mijn eigen boek te herlezen en onderdelen te delen. Via dit blog.
Mijn hoofd is een vat vol projecten en concepten. En als ik ze de wereld in heb gestuurd dan zijn ze te gebruiken. Dan mag je ze overnemen. Maar dan moet je wel weten wat ik heb bedacht. Je mag het hebben. Omdat leesbevordering mijn passie is. Mijn missie is het om het leesrijk van elk kind zo groot mogelijk te laten worden.
Zo groot, dat het een schatrijk wordt (een gebied, rijk aan woordenschatten).
Door kilometers te laten lezen, een perfecte instructie te geven en/ of door het kind samen te laten werken. Maar vooral door bizoendere concepten aan te bieden. Projecten die onvergetelijk zijn en zorgen voor een stukl zelfbewustzijn bij het kind.

Oh ja. En door te rekenen.
Rekenen is ook lezen. Meester Korneel heeft een nieuwe vorm van coöperatief leren bedacht. Zomaar. Je mag hem gebruiken. Je ziet dan dat het leesrijk groter wordt...
Veel leesplezier. En vergroot gewoon je eigen leesrijk even.


proplossing

Meester Korneel beleeft veel en veel te veel.
’Wat zeg je?’, vroeg meester.
We keken allemaal op van ons werk. Daarna keken we verbaasd naar elkaar en naar meester.
We haalden onze schouders op.


‘Niemand zei wat’, zei Jarno.
’Jawel hoor’, grinnikte meester. ‘Ik zei wat. Toen ik vroeg ‘wat zeg je? Toen zei ik het woord ‘wat’.’
We keken meester verbaasd aan.
’Ik ben aan het rekenen, meester’, zei Henke hoofdschuddend. ‘Je stoort me.’
’Klopt’, zei meester.
’De som klopt anders niet, meester’, mompelde Henke. ‘Het lukt me niet om het goede antwoorden te vinden.’
Meester Korneel stond op uit zijn stoel en spreidde zijn armen.
’Dan moet je zoeken. Welke som is het?’
’De derde van het vierde rijtje van som 2 van bladzijde 48.’
Meester keek even snel in zijn boek, pakte toen een kladpapiertje en schreef daar wat op. Vervolgens frommelde hij papiertje in elkaar en gooide het op de grond, vlak naast de stoel van Henke.
Die trok zijn wenkbrauwen op terwijl hij meesters ogen zocht.
Meester wees met zijn ogen naar het propje. Zonder woorden maakte hij aan Henke duidelijk dat hij het papiertje moest pakken.
Henke pakte het propje en ontfrommelde het. Daarna keek hij in het boek. En op zijn eigen kladblaadje.
’Dank je wel, meester. Nu snap ik hoe ik de som moet maken. Nu weet ik het goede antwoord.’
’Leg je het mij ook zo uit, meester?’, vroeg Elle Mieke.
’Hangt er van af of je het al zelf hebt geprobeerd’, zei meester.
’Al zo vaak’, mopperde ze. ‘De eerste van het derde rijtje van som 3 op bladzijde 48.’
Meester knikte nadat hij in het boek had gekeken. Hij schreef weer wat op een briefje, verfrommelde dat en gooide het naar Elle Mieke. Ze ving het handig en ontfrommelde het papiertje. Ze trok haar wenkbrauwen op, las de woorden op het briefje nog een keer en keek naar meester.
’Vraag maar aan Majorie hoe je de som uit moet rekenen’, las Elle Mieke hardop voor.
Ze fronste haar wenkbrauwen, legde het papiertje op haar tafel en liep naar Majorie.
’Wat doe je?’, vroeg meester.
’Ik ga naar Majorie om het haar te vragen’, zuchtte Elle Mieke.
Meester schudde zijn hoofd. Hij scheurde stukje papier van zijn kladblok en hield het omhoog.
Elle Mieke snapte wat meester wilde. Ze schreef wat op een briefje, verfrommelde het tot een propje en wierp het naar Majorie. Die opende het papiertje en glimlachte. Daarna schreef ze er wat bij en gooide het propje terug.
Jarno schreef ondertussen ook wat op een papiertje en gooide het als een propje in het midden van het lokaal op de grond.
Ik liep er naar toe en pakte het propje. Ik las dat Jarno niet meer wist hoe hij rijtje 2 van som 2 van bladzijde 48 moest uitrekenen. Ik wel. Ik schreef op welke  manier hij het moest uitrekenen en gooide het op zijn tafel.
’Maar meester, we mogen toch geen rommel maken’, zei Gjalt.
’Rommel? Wie maakt hier rommel dan?’, vroeg meester.
’En van directeur Zwarfdreumer mogen we al helemaal niet met propjes gooien’, vulde Gjalt aan.
’Van de schoonmaakster niet, bedoel je’, zei meester. ‘Dat klopt. Onze vloer moet blinkend leeg zijn. Maar we gooien nu geen propjes. We zijn aan het rekenen. Propjes rekenen’
Gjalt lachte.
’Noem je dit rekenen, meester?’, vroeg hij.
’Yep. Hoe zou jij het noemen dan?’
Gjalt zei niets. Hij schudde zijn hoofd en niet veel later waren we weer aan het propjes rekenen. Ik zag meester glimlachen. Hij had het weer eens voor elkaar om ons op een nadere manier samen te laten werken. Want de propjes vlogen door het lokaal. Soms strak naar een tafel, op een ander moment met een boogje vlak langs het plafond.
Als iemand iets niet precies wist dan schreef hij het op een kladblaadje en gooide dat op de grond. Iemand anders liep er stil naar toe, opende het papiertje en las wat er stond. Die nam het mee, als hij wist hoe hij de som moest uitleggen. Of hij verfrommelde hem weer, als het niet lukte. Ik pakte zo nu en dan ook een propje om te zien wat er op stond. Vaak wist ik het antwoord wel maar ik moest nadenken over hoe ik het uit moest leggen. Niemand zei wat. Iedereen rekende en liep en frommelde en las en schreef.
’Meester’, zei Janke.
’Hmmm, ja.’’Je hebt het jezelf wel weer makkelijk gemaakt, niet?’
‘Ik? Mezelf makkelijk gemaakt. Hoe? Wat?’
‘Nou, wij zijn aan het werk en jij doet niets. Je kijkt alleen maar een beetje hoe wij met propjes gooien.’
‘Ja, leuk hè?’, zei meester. ‘Jullie delen met elkaar wat je weet zonder de antwoorden voor te zeggen. Beter kan toch niet?’
’En we mogen ook nog met propjes gooien’, vulde Majorie aan.
’Ja, grappig hè?’
Meester ging op zijn stoel zitten. We gingen door tot vijf voor twaalf. Daarna ruimden we onze boeken op en legden onze schriften op de hoek van de tafel.
’Wat heb je geleerd?’, vroeg meester.
’Samen te werken zonder wat te zeggen’, zei Majorie.
Meester knikte.
’Wat nog meer?’
’Doen wat jij altijd doet, meester’, zei Henke. ‘Uitleggen zodat een ander het echt snapt dus.’
Meester glimlachte.
’Proplossingen zoeken’, zei Gjalt.
Meester lachte nog harder.
’Dat is een mooie, Gjalt. Jullie waren inderdaad bezig met proplossingen. Geweldig. Dank je wel.’
Iedereen was stil.
’Wat is dit voor puinzooi?’, klonk opeens de stem van mevrouw Krankheimer, de schoonmaakster.
We keken allemaal naar de deur. Daar stond ze, met de handen in de zij, haar ogen vol vuur.
Ze keek naar de propjes die nog overal verspreid op de vloer lagen.
‘We bedenken proplossi… Ach nee. Laat maar. Dat is niet uit te leggen’, zuchtte meester stilletjes. ‘We eeh… we ruimen het wel op.’
’Dat is je geraden, Korneel. Dat is jullie geraden. Ik wil geen enkel propje zien nadat jullie dit krakkemikkige lokaal hebben verlaten. Dus.’
We knikten. Meester knikte en mevrouw Krankheimer gooide met een klap de deur dicht.
Lachend gingen we aan het werk en om drie minuten over twaalf verlieten we allemaal het lokaal.
’Mooi gedaan kwajongens en booswichten’, zei meester.
’Bedankt meester, voor deze bizoendere les’, zei Gjalt.
Meester knipoogde en verliet als laatste ons kraakheldere lokaal.




maandag 24 oktober 2011

verse novel

Het leesrijk vergroten kan ook door op een andere manier te schrijven, of te schrijven.
Ik schreef anders in de hoop dat je anders gaat lezen.
De vorm is een verse-novel.
Stephen Herrick mijn voorbeeld.
Hieronder de eerste pagina van mijn verse-novel probeersel.
Misschien wil je meer...


Lente

Ik heet Lente.
Mijn moeder
heet Zwaan
en ik zit tegenover mijn opa.
Hij zwijgt
twee koppen thee
met drie biscuitjes lang.
Hij is slurpend stil
waarbij druppels thee,
deze keer
zonder suiker,
uit zijn mondhoeken glijden
en op de tafel
traanachtige druppels vormen.
Dwars door me heen
kijkt hij
over de akkers
naar zijn eigen horizon.
Ik kijk naar zijn hoofd
zie de hersenen kraken
maar hoor ze niet knarsen.
Opa zwijgt
op mijn vraag
waarom hij ooit
met oma is getrouwd.
Ik denk dat hij nooit meer
zal stoppen met zwijgen.

zondag 9 oktober 2011

Superhelden vergroten hun schatrijk

De flashmob: chairing.


Assen, 8 oktober. 15.00 uur.
De superhelden flashmob.
Meer dan 70 kinderen van groep 6,7,9 van obs. De Weiert uit Odoorn lieten zien dat ze superhelden zijn.
Uit alle hoeken en gaten kwamen de kinderen bij elkaar, op een kruispunt in het centrum van Assen. Winkelend publiek bleef staan om te zien wat er gebeurde.
Eén van de kinderen zette zijn gepimpte stoel midden op het zebrapad, liep weg en kwam terug met zijn trommel. Niet veel later stond de straat vol met kinderen, elk op zijn eigen stoel. Ritmische stokgetrommel dreunde tussen de gevels van de winkels en ging plotseling over in een gezongen gedicht.

Een gedicht, uit volle borst door elk kind gezongen. Het klonk als een lied, een levenslied, een huldelied, een ode aan zichzelf. Samen waren de kinderen één stem. Ze stonden daar zomaar zelf centraal in een Kinderboekenweek die gaat over superhelden. Wat een lef toonden ze, wat een heldenmoed, wat een dapperheid.
En nadat het lied was afgelopen echoden wat zinnen na terwijl de kinderen uit het straatbeeld verdwenen.

Een bizoender leesbevorderingsproject. Want elk kind had ook nog zijn eigen favoriete boek bij zich. Om te laten zien dat lezen belangrijk is. En om te laten zien wat ze zelf leuk vinden.
Of de kinderen daardoor beter gaan lezen? Ja zeker. Maar dan vooral omdat het één van de onderdelen is om te komen tot goed leesonderwijs. Naast aandacht voor technisch lezen, uitbreiding van de woordenschat, ouderbetrokkenheid (alle ouders waren aanwezig in Assen, veel waren behulpzaam in de voorbereiding) en het hebben van hoge verwachtingen is het groter maken van het schatrijk (gebied, rijk aan woordenschatten) door bizoendere projecten een voorwaarde om te komen tot hogere leesopbrengsten.
En de kinderen? Die vergeten dit optreden nooit meer!
Hulde!

meer foto's:
http://www.obs-deweiert.nl/
een bizoender pimpverhaal met in de hoofdrol 'Meester Korneel.'
http://leesrijk.blogspot.com/2011/09/het-leesrijk-wordt-groter-en-groter.html


Het eerste youtube filmpje van de #flashmob
http://www.youtube.com/watch?v=gVZwP78b_q4&feature=email
 wij zijn superhelden
wij zijn superhelden

wij krijgen taal
op ons kunt u rekenen
wij willen graag
voor u wat betekenen
de wereld is groot
wij zijn niet klein

wij willen deel van de wereld zijn
want wij zijn superhelden
wij zijn superhelden

hoor ons verhaal
schuif ons niet opzij
wij zijn de toekomst
de toekomst zijn wij
wij hebben lef
zing met ons mee

dan voel je je vrij dan ben je okay
want wij zijn superhelden
wij zijn superhelden


ik ben mezelf
geniet van elke dag
ik ben een held
met een dikke vette lach
ik daag je uit
zing maar met me mee

dan voel je je vrij dan ben je okay
want wij zijn superhelden
wij zijn superhelden


batman spiderman
mijn opa mijn broer
mijn moeder mijn zusje
ze zijn zo wreed stoer
ik ben mezelf
geniet van elke dag

ik ben held met een glimmende lach
want wij zijn superhelden
wij zijn superhelden

Het lied!

vrijdag 7 oktober 2011

flashmob kinderboekenweek Superhelden

Geachte mensen van de pers en alle andere leesrijke belangstellenden,



Aanstaande zaterdag 8 oktober 2011

Koopmansplein Assen

ongeveer 15.00 uur

flashmob obs De Weiert, Odoorn

In het kader van de kinderboekenweek

Thema: superhelden

We nodigen u uit om aanwezig te zijn en het bijzondere evenement te verslaan.
Contactpersonen voor de pers.
Geert Warrink, directeur van de school.
0591 513076

Jelte van der Kooi, initiatiefnemer
06 22906504

Met vriendelijke groet,

De kinderen van openbare basisschool ‘De Weiert’

Extra informatie.
Het verrassingsrecept voor een originele flashmob.

Naam van het recept: chairing
(Ik deel mijn stoel)
Ingrediënten:                                                               
-         70 kinderen van groep 6, 7 en 8 van obs ‘De Weiert’ in Odoorn;
-         Het Koopmansplein in Assen;
-         Drenthe centraal (vanuit jezelf aandacht hebben voor de omgeving);
-         Uitvoering op 8 oktober: De Kinderboekenweek (met als thema superhelden; elk kind is zijn eigen superheld);
-         Kunstzinnige vorming;
-         Uitstijgen boven jezelf ( vergroten van gevoelens van eigenwaarde);
-         Opgeleukte (gepimpte) stoelen;
-         poëtisch declamerend zingen aan de wereld (dat is lef hebben, dan ben je een superheld);
-         Aansluiten bij leef en belevingswereld van elk kind;
-         Bizoender project (zo bijzonder dat je het zou willen kussen);
-         Gerichte aandacht voor het samensmelten van kunst en cultuur;
-         Enthousiasme;
-         Verbinden van ‘het aanleren van schoolse vaardigheden’ en ‘het toepassen van de aangeleerde vaardigheden’;
-         Durf;
-         Lef;
-         Ouderbetrokkenheid;
-         Hoge verwachtingen;…
Bereidingswijze:

Benodigdheden voor elk kind
-        een houten stoel
-        Versier; pimp je stoel. Leuk hem op een manier op die bij jou past.
Het is jouw stoel en wat je krijgt is het resultaat van jouw (eigen)wijsheid en (kunst)zinnigheid.                   
-        Oefen je in het (voor)lezen
-        Oefen, samen met de andere kinderen, de flashmob
-        Creativiteit, durf, lef,
ideeën,
verf,
kwasten,
verfrollers,
toneelspel,
samenwerken,
hulpvaardigheid,
zelfstandig werken,
kleuren,
je mooiste leesboek,…
De flashmob: chairing.

In de kinderboekenweek , op 8 oktober, gaan we naar Assen, de hoofdstad van Drenthe, onze provincie.
Daar is een mooi, overzichtelijk plein (het Koopmansplein) dat lijkt op een lager gelegen podium. (Via de webcam van RTV Drenthe kun je vaak meekijken op wat er op dat plein gebeurd.)   
Daar gaan we, op het moment dat er veel mensen bij elkaar zijn op onze stoelen staan en gaan een heldenlied zingen.
We maken, op het blokkenpatroon van het plein, ons eigen stadsvloerpodium.
We brengen een ode aan Drenthe, een ode aan onszelf, een ode aan het leven. We laten aan de hele wereld zien hoe belangrijk het is om (op de stoel) stil te (laten) staan bij wie je bent en wat je kunt.
We laten zien dat cultuur een onlosmakelijk onderdeel is van onze samenleving.
We hebben hoge verwachtingen en laten zien wat we kunnen.


De uitvoering.

Eén van de kidneren begint met het muzikale gedicht, nadat er tromgeroffel klinkt waardoor mensen verwonderd om zich heen gaan kijken en zullen blijven staan luisteren.
Al snel zien de mensen op het plein op verschillende plekken kinderen op een stoel staan. (wij dus!) Een gedicht dat klinkt als een lied, een levenslied, een huldelied, een ode aan jezelf en je eigen omgeving. Dat zal een bijzonder gezicht zijn.
Om een podium te hebben staan we bovenop onze eigen gepimpte stoel. Samen zijn we één stem, doen we, alhoewel iedereen gelukkig verschillend is, hetzelfde. Daardoor zullen de mensen nog meer verbaasd zijn. Met open mond zullen ze staan luisteren, wijzen, kijken en genieten.

Eten wat je hebt gemaakt.

Het optreden zie je zelf niet, omdat je aan het optreden bent.
Of toch wel? Ja dus.
We gaan van de flashmob, het ‘ik sta op mijn stoel project’ filmopnames maken. Dan kunnen jullie ook achteraf zien hoe de verschillende toeschouwers reageerden.
Om het plein waar we het gaan uitvoeren staan verschillende hoge gebouwen. We laten mensen vanaf de daken van die gebouwen filmen en laten ook filmopnames maken door rondlopende cameramensen.
Die beelden voegen we samen, tot een mini-speelfilm dat we als youtube filmpje op het internet zetten. Daar zijn meer ‘flashmob’ filmpjes te zien.
Onze ‘stoelmob’ ( letterlijke eigen vertaling = stoelenbijeenkomst; stoelendans) laten we aan de hele wereld zien!
Daarbij krijgen we hulp. Van het Prins Bernard Cultuurfonds. De mensen van het Prins Bernard Cultuur Fonds willen graag dat mensen nadenken over cultuur. Ze willen laten zien hoe belangrijk cultuur. We gaan de mensen van het prins Bernard cultuurfonds uitnodigen op school. Dan kunnen ze zelf aan ons uitleggen wat ze precies doen en waarom. En waarom hun werk zo belangrijk is. Ze mogen dat doen vanaf één van onze stoelen.
We vinden lezen belangrijk. Omdat je door lezen je wereld groter kunt maken. Lezen kun je op heel veel manieren. Wij doen het nu op deze manier. Gewoon, omdat we weten dat je het nooit zult vergeten!
Wij gaan dit doen om op die manier anders te kijken, om op een andere manier te leren. Een manier waardoor je niet het idee hebt dat je wat leert. Maar ondertussen leer je veel meer dan je zelf denkt.



maandag 3 oktober 2011

meester Korneel. Bizoendere belevenissen

de verdwaalde pinguïn

Meester Korneel beleeft veel en veel te veel.
’Wat ik gisteren toch meegemaakt heb, je gelooft je oren niet’, zei meester Korneel vanmorgen, net nadat we allemaal op onze plek waren gaan zitten.
’Dat denk ik ook meester’, zei Charlie.
Meester Korneel keek vreemd naar Charlie.
’Wat denk je ook, Charlie?’, vroeg meester.
’Dat ik mijn oren niet ga geloven, meester. Je bedenkt altijd zulke bizoendere verhalen, die geloven mijn oren eigenlijk niet snel.’
’Hmmmpfff… dus… tja… maar dit verhaal is echt. Het is een enige echte beleverige belevenis… ongeloveloos waar.’
Ik keek naar meester Korneel en ging zo ver voor op mijn stoel zitten dat ik op het puntje van het puntje van mijn stoel kwam te zitten. Ik zat zo ver op het uiterste puntje van mijn stoel dat ik echt niet verder naar voren kon.
Ik zag aan meester dat hij een vreemd verhaal tevoorschijn zou toveren.
’Gisteren zou ik na schooltijd even een haring eten bij de viskraam in het centrum van Emmen. Kom ik wel vaker. Meestal staat er een rij als ik kom maar nu… niemand. Ik wilde mijn mond openen om een zoute haring te bestellen toen ik opeens een bijzonder geluid hoorde. Wat denk je dat ik hoorde en zag?’, vroeg meester Korneel.
Niemand reageerde.
’Ik geloofde mijn oren en mijn ogen niet. Naast me stond een pinguïn. Een enige echte levendige levendste echterste echte pinguïn… dus.’
’Dat zal, meester’, mompelde Henke.
’Dat geloof ik dus echt niet dus’, zei Humphrey.
’Echt een echte pinguïn, meester?’, vroeg Elle Mieke.
Meester knikte heftig met zijn hoofd.
’Het was een pinguïn. Hij schudde zijn verenpak een beetje, waggelde een beetje van voor naar achter, wiggelde wat van achter naar voren en snaterde wat met zijn snater. Hij stak zijn snavel even krabbend in zijn kelnerkostuum en keek toen verlekkerd naar boven, naar de man van de viskraam. Of wil je ook een zoute haring, vroeg de visboer. De pinguïn schudde weer wat knikkend waggelend en wiggelend met zijn snaterende snavel. De visboer hield een zoute haring zonder uitjes boven de pinguïn. En voor ik drie keer met mijn ogen kon knipperen was de zoute haring in de beksnavel verdwenen. De pinguïn slikte een paar keer slokkend, maakte een vreemd snetterend geluid en liep toen wobbelend bij de kraam vandaan… dus’, zei meester Korneel.
We keken elkaar aan. We schudden een beetje onze hoofden en keken naar meester.
’Wat zitten jullie me aan te staren. Jullie lijken wel op een kolonie pinguïns die toe zijn aan een maaltje verse vis. ’t Is echt gebeurd hoor.’
’Hoe vaker je dat zegt, meester, hoe minder ik het geloof’, zei Jarig.
’Dan niet’, zuchtte meester.
’Eeh meester”, zei Okki.
’Jaahaa’, zongsprak meester Korneel.
’Mijn moeder werkt bij de dierentuin. Het klopt wel’, zei ze stilletjes.
’Wat klopt er precies?’, zei meester opgewekt en vrolijk en dapper. Hij ging wat op het puntje van zijn tenen staan waardoor hij nog groter leek dan hij al was.
’Nou, gisteren is er een pinguïn teruggebracht naar de dierentuin. Hij was ontsnapt, een tijdje geleden.’
Ik keek naar Okki. Ik had haar nog nooit betrapt op een onwaar verhaal.
’Echt?’, vroeg Humphrey.
’Echt!”, zei Okki.
’Maar hoe was hij ontsnapt dan?’, vroeg Humphrey.
’Weten ze niet.’
’Maar hoe heeft hij het overleefd dan?’, vroeg Charlie.
’Aha’, zei meester Korneel. ’Dat weet ik. Simpel dus… gewoon door de zoute haring van de visboer van de viskraam’, aldus meester Korneel.
’Nou kraam je een beetje habbekratserige onzin uit, meester’, zei Okki snel.
’Hoe zo?’, vroeg meester.
’Nou, gewoon. Een pinguïn eet geen zoute haring. Hij eet alleen verse ontdooide diepvriesvis, geen schoongemaakte zoute haring dus… Weet ik van mijn moeder, die werkt in de dierentuin.’
’Ja, dat weet ik nou wel, dat van die dierentuinmoeder van jou.’
’En je verhaal klopt nog een keer niet, meester’, zei Okki venijnig.
’Hoe zo?’, vroeg meester.
’Nou, gewoon. De pinguïn is gistermorgen teruggebracht. Je kon dus nooit gistermiddag naast de pinguïn aan de viskraam hebben gestaan’, zei Okki streng. 
’Hmmm, tja… eeehh… dussss’, mompelde meester Korneel.
Hij stond ondertussen weer plat op de grond, was weer wat kleiner en keek verdwaasd de klas in.
’Enneh meester, ben jij vorige week niet op bezoek geweest bij de pinguïns, daar heb je toch over verteld, toch?’, vroeg Yorinde stilletjes.
’Jaah, ik weet nog dat ik op dat moment de enige bezoeker was bij de pinguins. Lekker rustig dus. Hoe zo?’, vroeg meester.
’Nou, ik weet nog dat je die pinguins zulke geinige beesten vond en dat je er een hele tijd geweest bent om naar ze te kijken.’
’Jaah, hoe zo?’, vroeg meester.
’Nou, je vertelde toch ook dat je er achter was gekomen dat je het hek open had laten staan, toch? Daar kwam je toch achter toen je weer uit het pinguinverblijf wilde gaan, toch? Zou het niet zo kunnen zijn geweest, meester, dat deze pinguïn er toen vandoor is gegaan? Door dat hek dat je open had laten staan?’
Yorinde keek met grote ogen naar meester Korneel.
Meester Korneel keek met grote ogen naar Yorinde.
Ze keken elkaar met grote ogen aan.
’Hmmm… eeeh… tja… wat zal ik zeggen… zal ik wat zeggen? Nee, ik denk dat het zo zal zijn dat ik hier niet op zal reageren’, zei meester stilletjes. Hij frunnikte wat aan zijn trui. Hij waggelde en wiggelde en woggelde wat heen en weer.
’Meester, je lijkt wel een pinguïn. Je schommelt net zo. Heb je soms zin in een zoute haring?’, vroeg Charlie.
’Hmmm… eeeh… tja… wat zal ik zeggen… laten we maar aan het werk gaan.’
We grinnikten wat en langzaam maar zeker begon meester Korneel ook wat mee te grinniken.
’Mooi dat die vlerkerige haringeter weer in zijn hok zit’, zei hij nog.
Ik knikte. Daar was ik het mee eens. Ik ging aan het werk met mijn weektaak en keek naar meester Korneel, onze vlerkerige haringeter in ons hok!



aardewerk detector

Meester Korneel beleeft veel en veel te veel.
Vanmorgen liep Okki zwevend de klas binnen. Het haar op haar spitse hoofd wapperde alle kanten op en haar gymschoenen raakten de grond bijna niet.
‘Ik heb een schat gevonden”, zei ze tegen meester Korneel die in de deuropening stond.
Meester heeft wel eens gezegd dat hij ’s morgens op de drempel staat om naar ons te kijken. Dan kan hij aan onze hoofden zien hoe we ons voelen. Dan kan hij aan onze ogen zien of we niet te laat op bed zijn gekomen en zo, maar daar geloof ik niets van. Volgens mij doet hij zijn best om ons een beetje te plagen. Of om ons opzettelijk te laten nadenken over weer een nieuwe bizoendere dag met hem.
‘Dus... je hebt een schat gevonden’, herhaalde Meester Korneel fluisterend. ‘Wat eh... wat eh voor een schat? Je hebt toch niet de stinksokken terug gevonden die Jarno vorig jaar tijdens jullie schoolreisje op verbazingwekkende manier is kwijt geraakt, toch? Of wel?’
Okki schudde licht haar hoofd waardoor haar haren golvend op en neer dwarrelden.
‘Je hebt toch niet eh… eh... het afgekauwde ondersteboven gekloven bot van de hond van de buurvrouw van de directeur gevonden hè? probeerde meester Korneel nog een keer. Okki schudde weer zacht de wapperende haren op haar hoofd heen en weer.
‘Neehee’, zei ze ongeduldig. ‘Dit heb ik gevonden.’
Langzaam opende ze haar rechterhand. Ik zag dat er in haar handpalm een paar scherven aardewerk lagen.
‘Dus... dus…. dus? Dit is je schat? Aha, bijzonder. Hoe kom je hier aan?’, vroeg meester Korneel.
‘Gewoon, op het land achter ons huis. Daar heeft boer Roelof geploegd en toen kwam dit bovendrijven’, mompelde Okki.
‘A ha, dussss... eh… bovendrijven. Juist ja. Vreemd, vind je niet? Een boer ploegt en scherven komen boven drijven. Drijvende scherven. Dat doet me denken aan eeeh… heb ik jullie ooit al eens verteld van mijn onovertroffen schatgraversavonturen?’
Ik keek naar meester Korneel en zag aan de denkrimpels in zijn gezicht dat hij aan het broeden was. Hij was aan het broeden op één of ander krakkemikkig verhaal. Okki ging zitten en meester Korneel ging voor de klas staan.
‘Toen ik zo oud was dat mijn moeder niet meer wist of ze me zoontje of zoon moest noemen zwierf ik soms urenlang over de weilanden rond dit zeer fraaie en geheimzinnige dorp. Mijn uitvindopa had, samen met mij natuurlijk, een aardewerkdetector uitgevonden. Ja, echt waar. Ik zie jullie een beetje vreemd kijken. Maar het is echt waar. Een aardewerkdetector dus.
En met die detector zwierf ik langs de randen van het dorp nadat boer Roelof de grond van zijn weilanden weer had omgegooid met die dikke tractor van hem. Zo snel híj van het land was verdwenen schoof ik in mijn klompen. Daarna pakte de aardewerkdetector uit de uitvindschuur van opa. Ik smeerde vervolgens een paar vellen brood met pindakaas. Tot slot vulde ik een veldfles met koude thee zonder suiker maar met een beetje koffiemelk en slenterde over het land. Detector aan en wachten op de eerste piep.’
Meester Korneel was weer eens helemaal vergeten om ons les te geven. Hij vertelde niet over rekensommen die niemand snapte. Hij legde geen taalles uit die toch te moeilijk was. En hij liet ons niet lezen in onbegrijpelijke saaie, veel te dikke monsterachtige boeken met veel te kleine letters.
Meester Korneel vertelde een verhaal en dan waren andere zaken onbelangrijk. Okki had ondertussen de schatscherven op haar tafel gelegd. Het waren zeven stukjes, zag ik. Een paar hadden blauwe randjes en één stukje was een beetje groen. Het waren gewone ongewone scherven die ze op het weiland achter hun huis had gevonden.
‘Ik eh… eh... dus… liep over het land en al bijna direct na een uur klonk de eerste piep. Ik had een schepje bij me en ploegde de door boer Roelof omgeploegde grond nóg een keer om. Daar vond ik, ik weet het nog als de dag van eergisteren of nog iets langer geleden, een stuk glas. Het was een heel bizoender stuk glas. Ik pakte het uit de akker, maakte het schoon en hield het omhoog, tegen de zon.
Je wilt niet weten wat ik toen zag. Het licht van de zon scheen door het glas en ik kreeg allerlei kleuren te zien. Ook ultramarijn, violet en ultraviolet. Alle denkbare en ondenkbare schitterende kleuren kletterden smeltend dwars door het stuk glas. Daarna spatten ze op de grond om me heen uit elkaar. Het stukje glas leek wel een diamant, of een saffier of een diaffier of een safiamant. Nou, werkelijk waar, ik ben gaan zitten in de akker en heb mijn velletjes brood met pindakaas opgesmikkeld en mijn veldfles met koude, suikerloze koffiemelkthee leeggedronken. Ondertussen kon ik mijn ogen niet afhouden van het stuk glas. Ik moet het thuis nog wel ergens hebben liggen, geloof ik.’
Meester Korneel zuchtte en keek naar Okki.
‘Mooi dus dat je je schat mee hebt genomen, Okkie, anders was mijn glasverhaal helemaal ergens in de diepe grotten van mijn geheugen verborgen blijven zitten.’
Meester Korneel keek eens rond in de klas.
‘Een mooi verhaal, meester’, zei Ricardo. ‘Maar zoals gebruikelijk klopt er weer geen sikkepit van.’
Ik keek naar Ricardo. Die zat op het puntje van zijn stoel.
‘Boer Roelof is net zo oud als mijn vader. Als hij ook al aan het boeren was toen jij jong was dan zou boer Roelof al in zijn luiers aan het werk moeten zijn geweest.’
Ik moest glimlachen. De andere kinderen ook. Het was Ricardo gelukt om een verhaal van meester Korneel te ontmaskeren als een bizoender verhaal vol halve leugentjes en hele onwaarheden.
‘En eeeeh... eeh meester. Als je opa ooit al een aardewerkdetector uitgevonden zou hebben, hoe kan het dan dat de aardewerkdetector piepte bij… eh… eh glas’, mompelde Okki.
Meester Korneel was stil, vierenvijftig seconden lang. Wij, de dappere heldere pientere oplettende superkinderen in zijn klas glimlachten nog meer dan even daarvoor. Meester Korneel zocht naar woorden die hij niet kon vinden.
‘Eh… eh… dus… ja, ehm, tsja… pak jullie weektaak maar’, zei hij tenslotte.
Lachend gingen we aan het werk. Okki ook. Ze had haar zeven scherven nog steeds netjes naast elkaar op haar tafel liggen. Daar bleven ze de hele dag liggen om ons er steeds aan te helpen herinneren dat we meester Korneel hadden ontmaskerd als superfantast.


sokpoppensokkendag


Meester Korneel beleeft veel en veel te veel.
’Mag ik je helpen?’, vroeg meester aan Janka.
’Is goed’, antwoordde ze stilletjes.
’Komen die keersommen je keel uit?’, vroeg meester.
Ik keek naar Janka. Ze veegde met haar mouw over haar wangen. Ik zag dat ze wat tranen wegwerkte.
’Zevenhonderdzesentwintig’, zei meester.
Janka keek verbaasd naar meester Korneel.
’Dat is het antwoord op die som. 121 keer 6 is 726. Schrijf maar op.’
Janka glimlachte even.
’Je zegt het voor’, zei ze.
’Tuurlijk. Ik mocht je toch helpen. En ik weet even geen andere manier dan deze manier.’
Meester zat op een kruk naast de tafel van Janka. Hij keek wat om zich heen terwijl Janka in haar schrift schreef. Hij knikte naar Henke. Daarna keek hij mij aan en lachte. Vervolgens sloot hij het schrift van Janka en tokkelde met zijn vingers op haar tafel.
’Je hebt je laarzen nog aan’, zei hij.
Janka knikte. Weer wreef ze wat traanresten weg.
’Ik moest tussen de middag zo nodig nog een keer slootjespringen’, zei ze. ‘Terwijl ik de afspraak met mijn moeder had om dat niet meer te doen.’
‘Ruzie gehad?’, vroeg meester.
‘Beetje’, zei Janka.
’Weer een paar kletspoten gehaald zeker?’, vroeg meester.
’Kletspoten?’, vroeg Janka.
’Ja, kletspoten’, zei meester. ‘Dat zijn kletsnatte voeten omdat je tenen de bodem van de sloot wilden raken.’
’Yep, dan had ik kletspoten. Twee zelfs. Weet je, meester. Ik doe het niet expres of zo. Maar het gebeurt gewoon. Dan wil ik nog een keer proberen om over die sloot te springen. Je weet wel, die sloot achter ons huis.’
‘Ja, die ken ik.’
’Mijn broer kan er makkelijk over springen. Dat wil ik ook. Maar het is me bijna nog nooit gelukt. Tussen de middag ook niet… dus.’
’Dus kreeg je moppers van je moeder’, zei meester.
’Yep. En terecht.’
Meester tokkelde nog wat met zijn vingers op Janka’s tafel. Janka tokkelde mee. Ze keek weer wat vrolijker.
’En alle sokken zaten in de wasmand’, vulde Janka aan.
’Ha, dus je heb blote voeten in je laarzen’, zei meester. Hij stopte met tokkelen.
’Yep.’
’Dat ken ik’, zei meester. Dat voelt eeh… alsof je voeten in een oventje zitten. Een beetje vochtig. Een beetje warm. Een beetje zacht en soepel. Maar vooral warm waardoor je zo’n rimpelhuidje krijgt. Zo voelt dat, toch?’
Janka knikte. Ik knikte ook. Net zoals Henke en Charlie en Marieke. Iedereen had wel eens zo’n gevoel gehad. Het gevoel dat je krijgt als je te lang in rubberen laarzen rond loopt.
’Dus… geen sokken.’
Meester Korneel tokkelde weer zijn vingers op tafel. Hij dacht even na en stopte dan met tokkelen. Hij ging staan, schoof de kruk naar achter en liep door het lokaal naar het magazijn. Onderweg deed hij zijn schoenen en zijn sokken uit. We hadden allemaal onze pennen neergelegd. Allemaal, behalve Majorie. Ze werkt door maar ik zag haar ondertussen wel naar de deur van het magazijn kijken.
Er klonken allerlei vage geluiden in het berghok. Net of er dingen omvielen. We hoorden een ‘au’ en een ‘tjonge’ en een ‘jonge, waar liggen die dingen nou’.
’Hebbes’, hoorden we meester opeens roepen.
Vlak daarna ging de deur open en kwam meester het lokaal weer in.
’Meester, wat heb jij nou aan?’, riep Charlie keihard door de klas.
’Hoezo?’, vroeg meester dommig.
’Je voeten. En je handen… Je hebt toch niet…’ zei Charlie.
’Ja, dat heb ik wel’, lachte meester. ‘Die sokpoppen die we een paar maand geleden maakten. Ik dacht er opeens aan. We zouden ze nog een keer afmaken…’
’Ja, zoals we wel vaker ergens aan beginnen zonder het af te maken’, zuchtte Marieke.
Meester lachte.
’Klopt. Maar nu ben ik wel heel blij dat we dit nog op school hebben.’
Meester had twee sokpoppen om zijn voeten gedaan. En een sokpop om elk van zijn handen.
‘Lekker warm’, zei hij.
’Lekker bizar ook’, zei Humphrey.
’Maar ook wel hip’, zei Elle Mieke.
’Zo modern heb je er nog nooit bij gelopen, meester’, zei Okki.
De rechtersokpop had gele en groene strepen. Twee gigantische knopen waren er slordig op genaaid. Het leken twee ogen die donker de klas in keken. Verder had de sokpop sliertjes wol als haar. Bij elke stap die meester zette wapperde het haar van de sokpop alle kanten op.
De andere sokpop was een grijze geitenwollensokpop. Uit de mond van de pop stak een slangetong die heen en weer zwaaide bij elke pas. Deze sokpop had twee grote grijze ezelsoren.
’Warm zeg’, zei meester. Daarna ging hij op zijn stoel zitten.
’Iemand die er ook zo bij wil lopen? Helpt ook tegen rimpelige laarsvoeten.’
We keken allemaal naar Janka. Die deed haar laarzen uit.
’Kom maar op, meester’, zei ze. Daarna liep ze naar voren.
Meester stroopte de sokpoppen van zijn handen en gaf ze aan Janka.
Om haar linkervoet had ze even later een rode sok met paarse stippen. En een wijd open staande bek met drie tanden. En om haar rechtervoet een veel te grote blauwe voetbalsok met een paar gaten. Twee rode knopen maakten dat het leek dat de sokpop gevaarlijk scheel keek.
Ze trok de sokpoppen recht en gooide een been de lucht in.
We applaudisseerden en Janke boog.
’Heb je nog meer van die dingen, meester?’, vroeg Charlie.
’Tuurlijk’, zei Henke. ‘Ik heb ze laatst zien staan. Een doos vol.’
Hij stond op en liep naar de berging. Kort daarop kwam hij met een doos het lokaal in.
’Een hele verzameling. Zeker ook nog de sokpoppen van de kinderen die je de vorige jaren in je klas had?’, vroeg Henke.
’Hmm… ja, daar kon je wel eens gelijk in hebben’, mompelde meester.
Henke kieperde de doos om. We kwamen er allemaal bij staan en iedereen zocht twee sokpoppen uit. Niet veel later hadden we onze eigen sokken geruild.
’Mooi zeg’, zei meester Korneel.
’Dat heb je weer mooi bedacht, meester’, zei Elle Mieke.
Meester glunderde. Ook toen mevrouw Krankheimer het lokaal binnen kwam om een emmer uit de berging te halen. Ze keek hoofdschuddend naar onze voeten.
’Wat een sokkels zijn jullie toch’, mopperde ze. Daarna begon ze te gniffelen.
’Op deze manier blijft de vloer wel schoon, als jullie je schoenen uit laten. Morgen weer?’, vroeg ze.
Meester knikte.
’Morgen weer. Dan is het de eerste officiële sokpoppensokkendag.’
We juichten. En meester? Hij juichte mee.



spinnenvel


Meester Korneel beleeft veel en veel te veel.
‘Meester, reageer nou eens op Gjalt’, zei Henke.
‘Hmmm. Wie? Ik? Hoezo?’
‘Kijk dan, meester. Hij staat bovenop zijn stoel met zijn handen in de lucht. Hij beeft als een schoothondje dat in een emmer vol ijskoud water is gevallen.’

‘Oh ja. Nu je het zegt. Hmmm.’
Meester Korneel legde het boek waarin hij las op zijn tafel. Daarna stond hij op en liep naar Gjalt.
‘Dus… je staat op je stoel, je bibbert als een schoothondje. En je probeert het plafond te raken. Interessant.’
Meester trok zijn wenkbrauwen op.
‘Is er iets?’, vroeg meester kalm.
Gjalt knikte.
‘Spin’, fluisterde hij. ‘Daar’, knikte hij.
Meester keek in de richting die Gjalt hem wees. Meester kreeg grote ogen en deed een stap achteruit. Daarna schoof hij een stoel weg en ging er op staan. Naast Gjalt.
De spin bleef ondertussen bij de tafelpoot zitten. Hij bewoog niet. Gjalt ging op zijn tafel staan. Meester zag het en volgde.
‘Ben je ook bang voor spinnen, meester?’, vroeg Henke.
‘Bang voor spinnen? Helemaal niet. Ik eeeh… ik. Nee hoor. Ik hou van spinnen. Grote en kleine. Dikke en dunne. Harige en kale. Alle spinnen dus.’

‘Maar waarom sta je daar dan boven op die tafel, zo ver van die spin af.’
‘Hmmm…. Ik denk dat ik tijdelijk last van spinnen heb. Omdat Gjalt er last van heeft. Volgens mij ben ik zo’n meester die dat dan overneemt.’
‘Dan kom ik wel naast je staan, meester’, zei Charlie. ‘Je mag mijn afwasbeurt thuis wel overnemen.’
Meester reageerde niet. Hij kneep zijn ogen stijf dicht. Daarna opende hij zijn ogen. Hij keek verschrikt naar de spin.
‘Moet je ook eens proberen’, fluisterde hij tegen Gjalt. 'Eerst je ogen dicht knijpen. Dan weer snel open gooien. Dat helpt.'
Gjalt schudde zijn hoofd.

‘Ik hou niet van spinnen’, zei Gjalt. ‘Ik krijg er kippenvel van. De haren op mijn arm gaan recht overeind staan. Elke keer dat ik een spin zie.’
‘Kippenvel?’, vroeg meester verbaasd. ‘Tsss… Echt niet. Je hebt heus geen kippenvel.’
Gjalt keek met een schuin oog naar meester Korneel.
‘Kijk dan. Hier. Kippenvel.’
Gjalt stroopte de mouw van zijn trui op.
‘Hmmm…. Zie je hier soms een kip?’, vroeg meester.
Gjalt schudde zijn hoofd.
‘Nou dan. Je hebt gewoon spinnenvel. Omdat je de bibbers krijgt, elke keer als je een spin ziet. Sommigen hebben kippenvel als ze een slang zien. Maar dan hebben ze dus gewoon slangenvel. Mijn opa kreeg mollenvel. Die kon niet goed tegen mollen. En de buurvrouw van de neef van directeur Zwarfdreumer krijgt kattenvel. Gewoon, omdat ze niet van katten hield. Vandaar.’

‘Dus ik heb spinnenvel’, zuchtte Gjalt. ‘Maakt niet uit hoe je het noemt, meester. Ik krijg de bibbers van spinnen.’
‘Ook als je je ogen dicht doet?’, vroeg meester.
Gjalt keek meester verbaasd aan.
‘Nee, volgens mij niet’, zei hij en hij sloot zijn ogen.
‘Ik heb opeens geen spinnenvel meer, meester’, zei hij.
‘Dat dacht ik al. Als je iets niet ziet dan hoef je er ook niet bang voor te zijn. Je hebt gewoon tijdelijk last van spinnen’, zei meester.
‘En jij dan, meester. Heb jij ook spinnenvel als je een spin ziet?’
Meester Korneel keek naar beneden, naar de spin. En toen naar zijn armen.

‘Nee, geen spinnevel', zei hij.
‘Maar kun je me wel helpen, meester?’, vroeg Gjalt met een klein stemmetje. ‘Wil je die spin wel naar buiten zetten?’.
Meester knikte.
‘Eeeh… natuurlijk’, mompelde hij. Hij keek nog een keer naar beneden. De spin liep weg van de tafelpoot. Meester volgde hem met zijn ogen.
‘Hmmm, wie eeeh? Wie wil misschien die spin even buiten de deur zetten?’, vroeg hij.

Marieke lachte.
‘Je bent zelf ook bang voor spinnen, meester’, zei ze.
‘Hmmm. Ja. Of nee. Alleen voor lopende spinnen. Niet voor stokstijf stilzittende.’
Meester volgde de spin, die langzaam over de grond liep. Iedereen keek naar meester. Hij wees op zijn armen.
‘Spinnenvel’, mompelde hij.
Ondertussen zag ik directeur Zwarfdreumer in de deuropening staan. Hoofdschuddend keek Zwarfdreumer naar Gjalt en meester.
‘Waar krijg jij eigenlijk nog meer kippenvel van, meester?’, vroeg Marieke.

Meester Korneel haalde zijn schouders op.
‘Eeh… nergens van. Alleen van spinnen, net als Gjalt. Oh ja, en ik heb ook wel eens Zwarfdreumervel. Maar dat is maar heeeeeel soms.’
‘Zoals nu zeker’, klonk opeens de barse stem van directeur Zwarfdreumer.
Meester Korneel schrok. Hij keek strak voor zich uit en zag de directeur in de deuropening staan.
‘Wat doe je daar op de tafel?’, vroeg Zwarfdreumer.
‘Eeeh… gewoon’, zei meester Korneel. Ik sta hier om van mijn Zwarfdreumervel af te komen. Oh nee… foutje. Hmmm… van mijn hanenvel natuurlijk. Of nee, van mijn kippenvel natuurlijk dat op dit moment spinnenvel is. Hij keek naar Gjalt en sprong dan pardoes van de tafel af.
Angstig keek hij naar de vloer. Daarna keek hij opgelucht naar zijn armen.
‘Geen spinnenvel meer’, zei hij. ‘Ik zie de spin nergens meer. Je kunt rustig naar beneden komen, Gjalt.’

‘Dierenbeul’, zei Elle Mieke opeens.
‘Dierenbeul?’, vroeg meester.
Elle Mieke knikte.
‘Volgens mij is die spin waar je zo bang voor was nu plat. Je bent er met je lompe voet boven op gesprongen meester.’
Meester keek een beetje beteuterd. Daarna keek hij onder zijn schoen.
‘Je hebt gelijk’, fluisterde hij. ‘Dat heb ik weer.’
‘Je hoeft de spin nu in elk geval niet meer buiten te laten zetten, meester’, zei Gjalt. ‘En mijn spinnenvel is ook verdwenen.’
‘Precies’, mompelde meester. ‘Daar ging het mij vanaf het begin om.’

We keken elkaar aan, hoofdschuddend.
‘Hoe komt het dan dat je nu weer van dat vel krijgt, meester Korneel?’, vroeg directeur Zwarfdreumer opeens.
Meester keek naar zijn armen. En inderdaad. Hij had weer van dat vel.
‘Geen idee’, mompelde meester.
‘Het was toch niet nodig dat je op die tafel ging staan, Korneel’, zei directeur Zwarfdreumer. Daarna draaide hij zich om en verliet het lokaal.

Meester Korneel keek naar zijn armen, op het moment dat de directeur het lokaal uit was.
‘Kijk, meester, niet meer van dat vel’, zei Marieke. ‘Dan had je dus toch Zwarfdreumervel.’
Meester knikte. Daarna liep hij glimlachend naar zijn bureau, pakte het boek en ging lezen. Alsof er niets was gebeurd.


sur place

Meester Korneel beleeft veel en veel te veel.
Soms is er niets aan de hand maar gebeurt er opeens van alles. Zoals vanmiddag. We waren met verkeer bezig. Het ging over de fiets en wanneer een fiets veilig is. Opeens zegt Ricardo:
’Meester, mijn standerd standert niet zo goed.’
Meester draaide zich naar Ricardo met samengeknepen ogen en ingezogen wangen.
’Wat doet wat niet zo goed?’, vroeg meester Korneel.
’Mijn standerd standert niet zo goed’, herhaalde Ricardo.
’Juist ja. je standerd standert niet zo goed. Wat mag ik me daar bij voorstellen?’
’Nou gewoon. Mijn fiets moet op de standerd staan maar de standerd kan ik niet meer uitklappen’, zei Ricardo.
’Weet iemand wat deze jongeman duidelijk wil maken?’, vroeg meester ons.
’Nou gewoon meester. Aan Ricardo's fiets zit zo’n ijzeren stang waardoor de fiets niet omvalt als je die uitklapt’, zei Elle Mieke.
’Juist ja. Als je de fiets uitklapt valt hij niet om? Hoe kun je nou een fiets uitklappen? is het een uitklapvouwfiets of zo?’, vroeg meester een beetje dommig.
’Nee, meester. De fiets moet je niet uitklappen, je moet de standerd uitklappen. Als je die ijzeren stang uit hebt staan dan valt de fiets niet om’, zuchtte Ricardo.
’Juist nee. Ik snap het niet. Ricardo, haal maar eens op, die fiets met die standerd die niet goed standert’, zei meester Korneel.
Ricardo keek verbaasd naar meester. Hij wist niet goed of het een geintje was of dat meester serieus was. Serieus dus.
’Ik wil wel graag eens die fiets met dat standerdprobleem zien’, zei meester.
Ricardo haalde zijn schouders op en liep het lokaal uit. Niet veel later kwam hij terug, met zijn fiets.
’Mooi modelletje, Ricardo. Gaaf karretje. Jammer alleen van die standerd die niet uitgeklapt kan worden. Ik ben wel eens uitgeklapt maar dat is wanneer ik niet meer verder wil klappen omdat een optreden al lang is afgelopen.’
Ricardo keek meester vreemd aan.
’Kun je de standerd weer uit klappen, meester?’, vroeg Ricardo.
’Tuurlijk, laat eens zien. Deze stang dus.’
Meester wrikte en wrukte, hij trok en trok en wurmde en duwde en opeens klonk er een ‘klonk’. Een heldere duidelijke zangerige ‘klonk’.
’Kijk aan. Ongeloveloos. het is me gelukt om je standerd uit te klappen Ricardo.’
’Mooi meester, dank je wel. Zal ik hem nu weer buiten neerzetten dan?’, vroeg Ricardo opgelucht.
’Ja, lijkt me goed. Maar wacht even. Ik zal de standerd weer even inklappen want met een uitgeklapte standerd is het lastig fietsen.’
Meester probeerde de standerd in te klappen maar het lukte niet.
‘Och, heb ik weer. Lukt me een keer wat technisch voor elkaar te krijgen maar dan kan ik het niet ongedaan maken. Oepf zeg… nou ja zeg… niet leuk zeg… balen zeg…’
Toen deed meester iets wat hij niet had moeten doen. Maar ja, dat weet je vaak pas achteraf.
’Kun je ‘sur place’ staan, Ricardo?’
’Zuur plas meester. Wat is dat?”, vroeg Ricardo.
’Nou gewoon. Sur place is Frans. Het betekent zoiets als eh… op de plaats. Kijk, zo!’
Meester stapte op de fiets van Ricardo.
’Kijk, met sur place doe je je voeten op de trappers maar je komt niet van je plek.’
Meester deed zijn handen aan het stuur, zijn voeten van de vloer op de trappers en probeerde zijn evenwicht te bewaren. Hij draaide een beetje wiebelig aan het stuur en bewoog een beetje van links naar rechts en van rechts naar links. Het lukte wonderbaarlijk. Meester Korneel zat op de fiets van Ricardo. Hij kwam niet vooruit en toch viel hij niet om.
’Dit is nou sur place’, zei meester glimlachend.
Na een seconde of vierentwintig lukte het meester niet meer om zijn evenwicht goed te bewaren en zette hij zijn voeten weer aan de grond. We klapten in onze handen. Meester keek dapper om zich heen tot wij waren uitgeklapt.
´Sur place dus. Zoals jullie niet weten ben ik vroeger surplacer geweest.´
´Surplacer, meester? Wat is dat dan?’, vroeg Ricardo.
’Nou eh… we deden met de jongens uit de buurt wedstrijdjes sur place. We deden wie het langste in de sur place kon blijven staan en ik… ach, ik ben wel eens winnaar geweest dus…’
Meester ging nog een keer in de sur place staan. Voeten van de vloer, evenwicht bewaren. Alleen duurde het dit keer niet zo lang en ging het helemaal niet goed. Meester wiebelde en zwenkte. Hij wrikte en werkte maar hij hield het niet. Hij had zijn voeten aan de grond moeten zetten maar er gebeurde iets anders. Meester was vergeten dat de standerd niet zo goed standerde. De standerd stond nog uit, aan de linkerkant en meester wilde zijn voet op de vloer zetten toen, eerder dan zijn voet, de standerd de grond raakte. Daardoor werd de fiets en dus meester nog meer uit zijn evenwicht gebracht.
´Ho… hé hé… ho. Wacht eens even… ieks.´
Er klonk een ´klonk´ maar een hele andere ´klonk´ dan eerder. Het was een ´krakklonk´ een krakende brekende krakklonk. De standerd brak los van het frame van de fiets en stuiterde weg. Meester viel met fiets en al ondersteboven en bleef verdwaasd liggen.
´Ach, nee toch… heb ik weer. Ik, de onverschrokken meester Korneel, de dappere surplacer van toen is nu onderuit gegaan door een standerd die niet goed standert.´
Meester Korneel kwam weer helemaal overeind staan. Hij wiebelde en waggelde een beetje en zette de fiets van Ricardo tegen een tafel.
´Dus… je standerd standerde niet zo goed. Dat heb ik toch maar mooi verholpen, Ricardo. Ik heb hem even voor je los gemaakt´, zei meester Korneel met een verfrommeld gezicht.
´Ik denk dat ik zeker weet dat ik deze fiets even naar de fietsenmaker moet gaan brengen.´
`Lijkt mij ook, meester, lijkt mij ook´, zei Ricardo.
Na de sur place die eindige met een val over de uitgeklapte standerd hadden we een rustige middag. Meester ook, die bewoog niet al te veel meer. Hij stond de rest van de middag behoorlijk sur place.


Krimptrui

Meester Korneel beleeft veel en veel te veel.
Vanmorgen keken we allemaal wat vreemd naar meester Korneel. Het leek net of zijn armen langer waren geworden. Het was net of de toppen van zijn vingers verder van zijn schouders afzaten. Het was net of zijn vingers slanker waren en zijn polsen dunner. Veel tijd om er bij stil te staan was er niet. Het was zo’n morgen met veel moeilijke sommen en wat lastige taaloefeningen. We hadden dus niet echt veel tijd om op meesters lange armen te letten We moesten onze aandacht bij het werk houden. Pas na de pauze viel het me weer op.

’Meester?’, vroeg ik toen we allemaal weer op onze plek zaten. Meester zat voor in de klas op een kruk. Hij had een dampende mok hete koffie op mijn tafel gezet. Zo nu en dan nam hij daar kleine slokken koffie uit.
’Meester, wat is er toch met je armen aan de hand?’, vroeg ik.
Meester keek me verwilderd aan.
’Met mijn armen aan de hand? Mijn armen zitten helemaal niet aan de hand. Het is net andersom natuurlijk, Steen. Mijn handen zitten aan mijn armen’, zei meester en nam weer een slokje koffie.
’Nee… ja… hmmpf’, zuchtte ik. ‘Ik bedoel wat anders. Ik bedoel eigenlijk eh… er is iets mis met je armen. Het lijkt of ze langer zijn geworden’, zei ik.

’Nee toch, Steen. Het zal toch niet waar zijn’, riep meester en nam weer een slok.
’Nee, dat zal wel niet, meester, maar het lijkt wel zo.’
Meer kinderen gingen zich er mee bemoeien.
’Mij viel het ook al op, meester’, zei Humphrey.
’Mij ook, meester. Het lijkt wel of je polsen dunner zijn en je vingers slanker’, zei Janke.

’Het lijkt wel of je benen ook langer zijn geworden meester’, zei Jorien.
’Je bent toch niet gegroeid of zo, vannacht?’, vroeg Elle Mieke.
’Meester zette zijn koffiemok neer en ging staan. Hij keek langs zijn lichaam naar beneden en schudde zijn hoofd. Hij spreidde zijn armen en keek naar zijn vingertoppen. Weer schudde hij zijn hoofd.
’Een raadsel dussss, een heel echt raadselachtig raadsel. Het lijkt er inderdaad op dat ik gegroeid ben. Gek zeg. Vreemd ook. Bizar ook en mysterieus. Ik ben gegroeid maar ik weet er niets van. Wat is er met me gebeurd?’

Het leek of meester echt niet wist wat er aan de hand was.
’Wacht eens. Ik had vanmorgen ook al zo’n probleem om mijn trui aan te trekken. Ik denk dat mijn hoofd ook is gegroeid vannacht. Ik kreeg mijn hoofd bijna niet door de hals van de trui.’

We keken allemaal naar meester.
’Ik neem even een slok koffie, tegen de schrik. Tsjonge jonge jonge en hele oude kaas nog eens aan toe zeg, heb ik weer!’
‘Ik weet het!’, schreeuwde Gjalt keihard door de klas. Hij sprong van zijn stoel en liep naar meester Korneel toe.
’Meester, heb je gisteren je trui soms gewassen?’
’Eh ja… volgens mij wel. Dinsdag is mijn wasdag. Ja dus.’
’Op welke temperatuur heb je je trui gewassen dan?’, vroeg Gjalt.
’Geen idee. Ik doe maar wat’, zei meester Korneel.

‘Ja, dat dacht ik al. Je hebt je trui te warm gewassen, meester. Je armen en je benen zijn niet langer geworden. Nee-eeeh, je trui is gewoon gekrompen. Daardoor kon je ook je hoofd niet door de hals van je trui krijgen’, zei Gjalt triomfantelijk.
’Asjemenou… tsjonge jonge jonge en hele oude kaas nog eens aan toe zeg, heb ik weer’, zei meester Korneel.
’Je hebt gelijk Gjalt. Je hebt het raadselachtige vreemde rare bizarre mysterie opgelost. Je hebt gelijk zoals je nog nooit gelijk hebt gehad. Vanavond was ik mijn trui weer. Nu natuurlijk wel even kouder, dan wordt de trui vast weer wat groter.’
’Ik denk dat ik zeker weet dat het niet zo werkt, meester’, zei Gjalt. ‘Deze trui is rijp voor de kledingcontainer, of voor een veel kleiner persoon.’

’Hmmm, pffff, tja…. dus…. maar goed dat ik zeven van deze truien heb’, zuchtte meester Korneel.
’Heb je die allemaal gisteren gewassen, meester?’, vroeg Henke.
’Meester keek naar Henke en dacht na.
’Nee, gelukkig niet’, zei meester terwijl hij een zucht liet ontsnappen.
Gjalt ging zitten en meester pakte zijn mok koffie. Hij deed toen iets wat hij niet had moeten doen. Hij wilde twee dingen tegelijk doen en dat is iets wat meesters eigenlijk niet moeten doen. Meester zuchtte eens diep maar dronk tegelijkertijd een slok koffie. Meester verslikte zich verschrikkelijk. Koffie sputterde uit zijn mond en van schrik gooide hij zijn arm omhoog. De arm met de koffiemok. Een sierlijke boog koffie verliet zijn mok en kwam op zijn te warm gewassen trui terecht.

Moedeloos keek meester Korneel naar zijn koffietrui. Langzaam zette hij zijn mok op mijn tafel en keek de klas in.
’Ik heb net besloten dat ik nu onmiddellijk afscheid neem van mijn niet meer zo lekker zittende trui die ook nog eens onder de lauwe koffie zit.’
Meester wurmde zijn armen uit de mouwen van de trui. Daarna begon hij de trui over zijn hoofd te trekken. Dat lukte niet echt. De hals van de trui was krap, te krap, veel te krap, veel en veel te krap. Meesters hele hoofd zat vast in de te krappe knellende hals van zijn krappe trui.

Meester liet zijn armen slap langs zijn lichaam glijden.
’Nee hè, heb ik weer!’, hoorden we hem met een gesmoorde stem zeggen.
Daar stond hij, onze meester Korneel. Gevangen in zijn eigen, te warm gewassen trui.
We hoorden hem zuchten. En nog een keer. En nog een keer.
’Schaar!’, zei hij.

Ik pakte een schaar uit mijn la, liep naar meesters uitgestrekte hand en legde de schaar er in.
’Dank je wel’, zei hij.
Weer een zucht en toen het geluid van de schaar die langzaam maar zeker door de trui knipte.
Meester deed het heel voorzichtig, vooral toen hij in de buurt van zijn hoofd kwam. Tergend langzaam knipte de schaar knarsend en knersend de trui dwars door midden. We zagen een rood verfrommeld hoofd.
’Hè hè, vrij… eindelijk vrij’, zuchtte meester.

Daar stond hij in een vaal grauw t-shirt met de trui in zijn ene en de schaar in zijn andere hand. Gjalt klapte in zijn handen. Dat was het teken voor de rest van de klas om ook te gaan klappen. Een mooi applaus zwierf door ons lokaal.
’Dank jullie. Ik ben dus vannacht gelukkig niet gegroeid. Wel heb ik net afscheid genomen van deze lekkere slobberige slobbertrui. Maar ja, je kunt niet alles hebben.’

Meester zette ons aan het werk en ging het lokaal uit. Even later kwam hij de klas weer binnen. Hij had zijn spijkerjas aangetrokken.
’Niet zo warm’, zei hij, ’maar ja, zoals ik al eerder zei, je kunt niet alles hebben.’


zondag 2 oktober 2011

#leeseenwees

#leeseenwees

Boeken willen gelezen worden. Ga maar na. Een schrijver schrijft, een drukker drukt, een uitgever geeft uit, een boekverkoper verkoopt. Een koper leest.
Tenminste, in de meeste gevallen. Uitzondering is nog te vaak het kind.
In basisscholen staan veel ongelezen boeken. Gewoon. Omdat de boeken (volgens het kind) te saai zijn. Of te moeilijk. Of te makkelijk. Of te groot, te klein, te dik en/of te dun. Niet de goede letters, geen leuke tekening op het omslag en… nou ja. Er is een aantal kinderen dat uit zichzelf niet tot een keuze komt. Maar gek genoeg staan er in de boekenkasten op de verschillende basisscholen veel ongelezen boeken. Strak in het vel, de bladzijden onbeduimeld, de bladzijden niet stukgelezen. Boeken die gekocht zijn, maar niet door de (potentiële) lezen. En daar gaat het mis. Daar ontstaan weesboeken. Boeken, wel aangeschaft, maar ongelezen.
Kijk maar eens in de basisschool van je kind. Op de school waar je lesgeeft of waar je komt wanneer je als schrijver in de klas uitgenodigd ben. Je hoeft de weesboeken niet eens te zoeken, ze schreeuwen om je aandacht. Ze willen vastgehouden worden, omarmt. Vertroeteld, met liefde worden behandeld. Maar vooral willen ze gelezen worden.
Ik was gisteren in een lege basisschool. Gesloten vanwege een te kort aan leerlingen. Volgende week staat er een container op het plein en wordt alles weggegooid. In de inloopkast stonden boeken. Wel driehonderd. Weesboeken. Ze huilden van vreugde toen ze me zagen. Ze wisten dat het goed kwam. Ik heb ze ingeladen in mijn auto. Goede boeken. Voor het kind dat een boek wil vinden.
Want zo gaat het met weesboeken. Ze worden gevonden door het kind dat er tegen aan loopt.
En wanneer dat gebeurd (er tegen aan lopen) dan zal het kind uit nieuwsgierigheid gaan lezen.
Dan worden weesboeken schatboeken.
Hoe?
1. Ik pak mijn boormachine;
2. Ik boor een gat in de linkerbovenhoek;
3. Stevig touw er door;
4. Briefje er in met een uitleg;
5. Op kindooghoogte in een boom hangen;
6. Afwachten…
Ik voel en weet. Het leesrijk wordt groter. Toch?