zaterdag 5 oktober 2013

de juiste taal

Anna Kendrick - When I'm Gone

http://www.youtube.com/watch?v=cmSbXsFE3l8 

Bovenstaande song is een hit. Door de tekst?
Nee. Door het 'dansje met de bekers'.
Op veel scholen wordt het 'dansje' nagedaan.
Ik heb er een Nederlandse tekst bij geschreven en wacht nu rustig tot de eerste lipdub een feit is waarbij het dansje wordt gecombineerd met mijn tekst.

De tekst heeft alles te maken met mijn werk:
Ik hou me bezig met communicatie.
Vooral tussen leerkracht en kind.
Ik leer meesters en juffen nog beter te kijken naar de (lichaams)taal van het kind.
Daarbij observeer ik en let niet alleen op gesproken taal maar ook (en juist) op lichaamstaal.
Ik zorg er voor dat een kind uit de stress blijft en de leerkracht aan het eind van de dag meer energie heeft.

Dat is wat ik doe. En ik zie dat het resultaat heeft, veel resultaat!
Dat is ook de reden dat ik deze tekst schreef omdat het bereiken van elk kind lukt door dezelfde taal te spreken als het kind in de klas!

Dit is taal!

ik zeg niet zomaar altijd wat ik denk
toch weet je wel wat ik bedoel
in de lach of traan die ik je laat zien
lees je altijd mijn gevoel

dit is taal                                                                    
dit is taal         
of je nou fluistert, roept of zingt                                  
ieder zingt zijn eigen ding                    
of je slentert, rent of springt                                                   
oh ik spreek mijn eigen wijze taal

dit is taal                                                                    
dit is taal         
of je nou fluistert, roept of zingt                                  
ieder zingt zijn eigen ding                    
of je slentert, rent of springt                                                   
oh ik spreek mijn eigen wijze taal

het maakt niet uit welke taal ik spreek
mijn ogen zeggen wel genoeg
soms wat guitig, soms meer droevig
soms wat soepel dan weer stroevig

mijn ogen zeggen wel genoeg

dit is taal                                                                    
dit is taal         
of je nou fluistert, roept of zingt                                  
ieder zingt zijn eigen ding                    
of je slentert, rent of springt                                                   
oh ik spreek mijn eigen wijze taal

dit is taal                                                                    
dit is taal         
of je nou fluistert, roept of zingt                                  
ieder zingt zijn eigen ding                    
of je slentert, rent of springt                                                   
ik spreek mijn eigen wijze taal



dit is taal                                                                    
dit is taal         
of je nou fluistert, roept of zingt                                  
ieder zingt zijn eigen ding                    
of je slentert, rent of springt                                                   
ik spreek mijn eigen wijze taal



Wanneer je mijn tekst gebruikt dan hoor ik het graag, of zie graag een video!

Jelte

meer info over het communicatiemodel waarmee ik werk:

vrijdag 4 oktober 2013

woenderbaarlijke woorden

Een uitgever die ik ooit een manuscript stuurde vond “het verhaal wel aardig.”
Waar hij niets mee kon was de “grote hoeveelheid niet bestaande woorden”.
Kinderen zouden alleen maar afgeleid worden en “we moesten de kindertjes laten zien hoe de Nederlandse taal er uit hoort te zien.”

Een paar jaar en verschillende afwijzingen verder moet ik hem gelijk geven. De Nederlandse taal moet zuiver en puur blijven.
Geen nieuwerwetsigheden, geen woenderbaarlijke bizoendere woorden inschuiven tussen woorden die allang de status van onsterfelijkheid hebben behaald.
Maar toch hè…  
Soms (zoals nu) doe ik gewoon waar ik zin in heb.
Dan gooi ik wat woorden tussen de regels door die de andere woorden ontregelen.
En zeg nou zelf. Dit stukje is best te volgen toch?

Oh ja, het thema van de kinderboekenweek is “Klaar voor de start!”

In dat kader nog een gedicht dat te maken heeft met het open wereldkampioenschap scheten laten.


wanneer ik, zo zei hij,
voor elke scheet die ik ooit liet
knetterend en ratelend
stiekemend en openlijkend
reutelend en knarsend
bliksemend en donderend
huppelend en flupsend
droger en natter
zwevend en dragend
knoeperend en fluisterend
een euro had gekregen
dan was ik, zo weet ik zeker,
stinkend rijk geworden.

zondag 29 september 2013

WK kinderboekenweek

open Wereldkampioenschap Kinderboekenweek 2013
nu ik nog

mijn juf zegt dat ik klaar ben voor de start
dat ik heb gedaan wat ik kon
dat meedoen zoveel belangrijker is
dan steeds maar te moeten winnen
dat ik mijn best ga doen
en niet meer hoef te doen dan dat
mijn juf zegt dat ik klaar ben voor de start
dat oefenen kunst heeft gebaard
dat de sprongen die ik maakte
echt met sprongen vooruit zijn gegaan
dat ik de hakken uit mijn lijf heb gerend
dat ik beter ben dan ik ooit ben geweest.
mijn juf zegt dat ik klaar ben voor de start.

nu ik nog


Niet elk kind heeft iets met sport. Niet elk kind heeft iets met competitie, is klaar voor de Kinderboekenweek.
Ik heb een project bedacht waardoor elk kind wordt bereikt.
Ik weet, veel te laat want je school heeft het hele programma al dichtgespijkerd en van A tot Z gepland.
Haal een hamer en ontspijker, verscheur het planbord en plan niet… lees alleen de aanzet tot een leuk project!

Elk kind bereiken tijdens de kinderboekenweek!
Daar gaat het om:
de dromer met zijn geweldige creatieve ideeën; de promotor die uitdaging nodig heeft; de rebel die houdt van speels contact, de gestructureerd denker die graag wil meedenken; de doorzetter die graag zijn mening wil laten horen en de harmoniser die graag samen met anderen het project tot een succes wil maken. *1

Hoe maak ik deze Kinderboekenweek onvergetelijk.

Organiseer een open WK niet bestaande sporten.
Ikzelf ben wereldkampioen in ‘honderd meter stilzitten met aanloop.’

Hoe wordt jouw kind wereldkampioen?

stap 1. Ga uit van vier soorten sport
a. tijd sport                                   (vergelijkbaar met schaatsen; hordenloop, marathon)
b. jury sport                                  (vergelijkbaar met dressuur; turnen)
c. afstand sport                             ( vergelijkbaar met speerwerpen; verspringen)
d. competitie sport                        (vergelijkbaar met voetbal; hockey)

stap 2. bedenk bij elke soort sport nieuwe sporten die aansluiten bij de leef en belevingswereld van elk kind.
a. tijd sport                                   wk sportshirt aan en uittrekken
b. jury sport                                  wk sportsokcombinatie
c. afstand sport                             wk aardappel smijten
d. competitie sport                        wk tafelvoetbalspel

stap 3. Bedenk spelregels
a. wk sportshirt aan en uittrekken
shirt ligt op de grond.
startsignaal
shirt aantrekken (hoofd er door, armen er door)
shirt uittrekken
in daarvoor bestemde hoepel leggen
tijd = leidend.
Laat kinderen zelf een manier bedenken om het op een snellere manier te doen. Het gaat hierbij om het samen tot oplossingen komen. Maak er een samenwerkingsopdracht van die belangrijk is dan het uiteindelijke resultaat (de tijd).
Je kunt hierbij je ook ten opzichte van jezelf verbeteren!

b. jury sport                                      wk sportsokcombinatie
voor de creatievelingen:
versier twee sportsokken. Hoe? Bedenk maar wat
tentoonstelling waarbij het kind de sportsokken aan heeft.
een jury beoordeelt op creativiteit.
(een ideale sport om het thuisfront bij te betrekken. Kan utimonden in een modeshow waarbij 'dit ben ik' belangrijker is dan 'dit kan ik.'

c. afstand sport                                  wk aardappel smijten
opdracht: je hebt een lepel en een aardappel.
Je legt de aardappel op de lepel
je staat achter een lijn.
je katapulteert de aardappel met je lepel.
Wie zijn aardappel het verst katapulteert wint.
(variatie: met en zonder aanloop)
Ook hierbij gaat het om het creatieve proces voorafgaand aan het daadwerkelijke kampioenschap.
Bereik de creatieveling; het kind dat uitdaging nodig heeft, de samenwerker; het kind dat een speelse aanpak prefereert...

d. competitie sport                        wk tafelvoetbalspel
vorm teams van twee spelers.
maak een speelschema.
Bedenk spelregels ( wie gooit de bal in het spel; wel of niet een scheidsrechter; op tijd of tot bepaald aantal doelpunten)


Laat kinderen zelf inschrijven. Laat ze meedenken met de spelregels, zorg voor uitdaging en creativiteit.
Maak het aantrekkelijk voor elk kind!
Bovenstaande sporten zijn uit te breiden. Zorg ervoor dat elk kind mee kan doen.

Klaar voor de start! AF

Ik word graag op de hoogte gehouden van de sporten die jullie organiseren.


*1 ps. Dit project is gebaseerd op de persoonlijkheidskenmerken van het communicatie model PCM (Process Communication Model).
Een model dat ik inzet op basisscholen met als doel de kracht van de leerKRACHT te vergroten; elk kind echt te bereiken; de taal van elk kind te spreken…

meer info:


woensdag 18 september 2013

meessjeesskelter.

meessjeesskelter…

’Meester, je doet toch niet echt mee, hè?,’ vroeg Henke.
’Niet mee doen? Niet mee doen? Natuurlijk doe ik mee. Iedereen doet mee. Iemand die niet meedoet heeft niet veel over voor onze krakkemikkige oude vertrouwde piepende en knarsende school’, zei meester Korneel.
’Maar doe je écht echt mee, dan?,’ vroeg Henke nog een keer met een gezicht waaraan je kon zien dat hij het nog niet helemaal of helemaal niet geloofde.
’Tuurlijk doe ik mee. Deze krakkemikkige pieperige school heeft geld nodig om de deuren weer wat rechter te laten hangen en de ramen minder te laten tochten. Deze sponzen actie is toch geweldig!,’ riep meester.
’Sponsoractie, meester. het is een sponsoractie. Geen sponzenactie’, zei directeur Zwarfdreumer, die ook bij ons op het schoolplein was komen staan.
’Oh, juist ja… sponsoractie. Leuk idee trouwens. Wie heeft dat eigenlijk bedacht?,’ vroeg meester terwijl hij knipoogde naar mij.
’Wat dacht je?,’ vroeg de directeur. Meneer Zwarfdreumer kreeg een grappige grijns op zijn bleke gezicht. Ik had hem nog niet vaak grijnzend zien kijken.
Meester Korneel haalde zijn schouders op.
’Juf Martine misschien?,’ vroeg meester een beetje gespeeld dommig. Natuurlijk wist hij wel wie had bedacht dat we geld zouden inzamelen om speeltoestellen voor op het schoolplein te kunnen kopen.
’Juf Martine? Tsss… nee, zoiets bedenkt juf Martine echt heus wel niet hoor. Nee, Korneel, dat is een bedenksel van mij,’ zei directeur Zwarfdreumer trots.
’Leuk idee hoor. Hoe gaat u meedoen dan?,’ vroeg meester Korneel.
’Meedoen? Ik? Nee, ik doe niet meer. Ik toeter iedereen weg natuurlijk. Zou wel vreemd zijn, een directeur die gewoon met de kinderen mee doet. Dat moeten we toch maar niet doen, toch? Ik zie ons al meedoen, meester Korneel. Moet niet gekker worden, een juf op skeelers, of een meester rennend achter de kinderen aan om geld bij elkaar te sprokkelen voor dit schooltje. Of nog gekker, een meester op een skelter of zo. Nee, alleen het idee al.’

Directeur Zwarfdreumer keek meester Korneel aan en bewoog dan wat warrig met zijn ogen.
Meester Korneel zuchtte diep.
’Wat zucht je, meester Korneel. Je wilt me toch niet vertellen dat jij wel mee gaat doen, wel?,’ vroeg Zwarfdreumer.
’Eeeeh… hmmmpfff… eeehm… dus… ja wel… ik doe mee… op een skelter,’ zuchtte meester Korneel nog dieper dan diep.’
Directeur Zwarfdreumer keek eerst wat bleekjes wit, daarna wat grijs en nog wat grijzer. Daarna veranderde de kleur van zijn gezicht via lichtroze naar wat donker roze, dan naar lichtrood en tenslotte via donker en donderrood naar lichtpaars, pimpelpaars en diepzwartpimpelpaars.
’Dus… je doet mee aan de sponsorloop… op een skelter. Tssssss, moet niet gekker worden,’ zei de directeur. Hij draaide zich om en snelde benend bij ons vandaan.
‘Dus je doet écht mee, dan!,’ zei Henke, vrolijker dan eerst. Henke keek om zich heen en ik keek mee.
’Waar staat je bolide dan, meester?,’ vroeg hij vrolijk.
’Daar’, zei meester en wees naar het fietsenhok.
’Wow, da’s een echte super skelter zeg’, juichte Henke. ‘Hoe kom je daar aan, meester?,’ vroeg hij.
’Ach, wat zal ik zeggen… een beetje van alles en nog wat bij elkaar geraapt. Ik ken iemand bij de stortplaats en die vindt wel eens wat: paar zachte lekke bandjes, een in elkaar gesoldeerd onderstel van een wrakke skelter, een paar tandwielen, een stuur zonder de auto waarin hij zat en een zadel van een oude doodgestorven brommer. Dat soort dingen dus. Samen hebben we deze skelter in elkaar gefrommeld.’
Even was het stil op het schoolplein. Directeur Zwarfdreumer liep ondertussen hoofdschuddend langs ons, met één of andere toeter in zijn hand.
’Wie heeft het meeste gedaan dan?,’ vroeg Henke.
’Nou, ik,’ zei meester verbaasd. ‘Ik heb jullie wel eens verteld dat ik een uitvindopa had. Die was veel in zijn uitvindhut aan het uitvinden en aan het invinden en aan het voorvinden en navinden en bovenvinden en ondervinden. Hij was een echte vinder en van hem heb ik dat handige geleerd… denk ik. In elk geval. Mijn uitvinder opa was ook altijd aan het knippen en plakken met allerlei prullen en spullen. Ik nu dus ook, omdat ik die sponzenloop zo’n geweldig idee vindt.’
’Sponsorloop,’ zei directeur Zwarfdreumer, die toevallig net langs kwam, nog steeds met een grote, vreemd uitziende toeter in zijn hand.
’Sponsorloop dan,’ zuchtte meester. Hij liep bij ons vandaan en kwam even later terug, op zijn superskelter. Meester Korneel paste precies op de skelter. Hij lag een beetje achterover, met zijn handen uitgestrekt naar het vetleren stuur. Het stuur was niet helemaal rond, eerder wat ovaal, maar het leek wel geinig. Er zat ook nog ergens een toeter met een rubberen bal die meester indrukte op het moment dat hij bij ons stopte. Het overal tussen door dringende geluid van de toeter maakte dat iedereen op het schoolplein stil bleef staan en naar meester Korneel en zijn skelter keek.
Directeur Zwarfdreumer kwam met een donkerpaarsgezwart gezicht dichterbij.
’Ík blaas iedereen straks weg, Korneel,’ riep hij wat sissend. ‘Niet jij,’ zei hij er stilletjes achteraan.
Meester Korneel grinnikte zonder geluid.
Directeur Zwarfdreumer ging op een stoeltje staan.
’Allemaal aan de start,’ riep hij. Iedereen kwam dichterbij. We mochten op skeelers de sponsorloop doen, of rennend, of hoe je het ook maar wilde. Charlie wilde gaan kruipen. Echt wat voor Charlie maar we moesten eerst wachten op het startschot van directeur Zwarfdreumer. Hij stond bij de startlijn.
’Jongens en meisjes en één verdwaalde meester…,’ zo begon hij en keek meester Korneel aan terwijl hij zijn hand even voor zijn ogen deed.
’Beste meisjes en jongens. Ik blaas straks op deze toeter. Deze speciale toeter die ik ooit eens gewonnen heb met een versierde fiets wedstrijd. Mijn fiets was als allermooiste versierd en ik heb toen deze speciale toeter gewonnen. Een toeter zo speciaal dat ik hem alleen voor bijzondere gelegenheden uit de koffer haal waar hij de rest van het jaar veilig in opgeborgen zit. Maar ach… het gaat vandaag niet om mij en mijn speciale toeter. Het gaat vandaag om jullie, omdat jullie bedacht hebben dat het nodig is om zonodig geld in te zamelen voor onze mooie verse strak in de verf zittende school. Tja, omdat jullie het zo broodnodig vinden of zoiets zal ik het beginsignaal geven. Ik, die deze sponsorloop dan toch maar bedacht heb. Ik zie dat jullie allemaal staan te popelen dus hier ga je. Klaar voor de start!,’ zei directeur Zwarfdreumer. Hij wilde in de toeter blazen maar op het moment dat hij de toeter aan zijn lippen zette klonk een geluid dat we al eerder hadden gehoord. Ook nu drong het geluid van de toeter van de skelter van meester Korneel overal tussen door en over heen. Iedereen begon aan de sponsorloop en tien seconden later klonk zacht het ienie mini toetergeluid van een pimpelpaarsrode directeur Zwarfdreumer. 
’Heb ik weer,’ hoorde ik meester Korneel zeggen terwijl ik naast hem in mijn skelter reed. Ik zag dat juf Martine dubbelgevouwen van het lachen bij de startstreep stond. Ik weet zeker dat zij, en niet meester Korneel, getoeterd had met de hoetemetoeter van meesters skelter. Meesters skelter kraakte en krakte naast me. Meesters voeten trapten de pedalen rond. Die knarsten en barsten, ze krasten en brasten. De ketting piepte en zwiepte, hij ratelde en reutelde, rochelde en hoeste, net als de banden waarop de skelter reed. Toch kwam meester snel vooruit op zijn bij elkaar geraapte in elkaar gefrutselde skeltermobiel. Meester reed zo snel dat ik hem bijna niet bij kon houden. We kwamen weer in de buurt van de start. Ik zag directeur Zwarfdreumer zwaaien met zijn armen hoog in de lucht. Hij riep ook wat maar ik ging te snel om hem te verstaan. De wind suisde langs mijn oren. Ik deed mijn best om meester Korneel bij te houden. Dat lukte. Zeker omdat hij moeite had met sturen. Hij ging op twee wielen door de bocht en bijna was hij omgekieperd. We gingen sneller en sneller. Ik hoorde haast niets, alleen het piepen van de knetterende knatterende sjeesskelter van meester. Opeens zag ik dat er wat van de skelter afvloog. Ik kon niet zien wat het was. Het leek wel een schroef, of een boutje of een moertje of een nippeltje. ’Het is geen wedstrijd, meester,’ riep ik naar meester.
Meester Korneel begon te lachen en zwaaide even naar me toen we weer vlakbij de bocht, vlak voor de startstreep, kwamen. Toen gebeurde het. Ik reed er bij en keek er naar. In de bocht vlakbij de eindstreep en de startstreep vloog er weer wat van meesters sjeesmobiel. Nu was het wat groter. Het was het rechter voorwiel en ik zag het verschrikte gezicht van meester Korneel. Hij rukte met één hand aan zijn handrem en met zijn andere hand omklemde hij zijn stuur en trok er aan. Dat was te veel van het goede voor de gefrutselde sjeesskelter van sjeesmees Korneel. Ik stopte maar meester reed nog even door met zijn handen los. In zijn ene hand had hij de stang van de handrem, in zijn andere hand het stuur. Stuurloos en remloos schoot hij naar rechts. De skelter zou gewoon in de berm tot stilstand zijn gekomen maar op de plek waar de sjeesskelter stil zou komen te staan stond iemand. Niet zo maar iemand. Directeur Zwarfdreumer stond precies daar en kreeg de schrik van zijn leven toen meester Korneel op hem af kwam sjezen. Van schrik gooide de directeur zijn toeter weg en sprong met een hoge gillende afgrijselijke kreet opzij. Op de plek waar directeur Zwarfdreumer net nog had gestaan kwam sjeesmees Korneel tot stilstand. Geschrokken stapte meester Korneel uit zijn driewieler die even daarvoor nog een vierwieler was. Hij wilde naar directeur Zwarfdreumer lopen maar bleef opeens stokstijf staan. Directeur Zwarfdreumer, die zijn speciale toeter weer wilde oprapen, bleef nog meer stokstijf staan. Meester en de directeur keken allebei naar de straat. Daar lag de versierde fiets toeter, platgereden door de linker voor en de linkerachterwiel van de skelter van meester Korneel. Hoofdschuddend raapte directeur Zwarfdreumer de plettoeter op en liep weg.
’Heb ik weer,’ mompelde meester Korneel. Ik kwam naast hem staan. Elle Mieke ook, net als juf Martine.
’Het leek wel mooi,’ fluisterde juf Martine. Daarna schudde ze haar hoofd.
’Je skelter past wel bij deze sponsorloop,’ zei ze. ‘Net zo krakkemikkig en piepend en krakend als die school van ons.’
Meester knikte en begon weer wat kleur op zijn gezicht te krijgen. De sponsorloop ging verder en meester liep naar school. Even later kwam hij weer terug met een bord. In sierlijke letters had hij op het bord geschreven: skelter te koop. Tegen elk aannemelijk bod. Ik schudde mijn hoofd.
’Ik denk dat je hem naar de stort moet brengen, meester. Daar hoorde hij sowieso al thuis.’
Meester knikte. ‘Je hebt gelijk, Steen. Je hebt helemaal gelijk. Ik schroef straks deze toeterige hoorn van mijn skelter en leg die straks bij mijn verzameling bizoendere voorwerpen. Een mooi aandenken aan een gedenkwaardige sponzenloop,’ zuchtte hij.
’Sponsorloop, meester Korneel. Het is een sponsorloop,’ zei juf Martine lachend en het leek net of ze directeur Zwarfdreumer nadeed.


Dit is een meester Korneel productie voor de Kinderboekenweek 2013 #KBW2013.
Om (voor) te lezen.
Klaar voor de Start!

vrijdag 13 september 2013

Maïsoorlog

Maïsoorlog


’Meester, kun je er niets aan doen dan?,’ vroeg Elle Mieke opeens zomaar tussen haar neus en lippen door.
’Hoe zo?,’ vroeg meester terug. ‘Ik moet dus iets aan iets doen, maar waar moet ik misschien iets aan doen dan?’
’Nou, gewoon, aan dat maïsgedoe,’ zei Elle Mieke vaag.
Meester vond zo te zien ook dat Elle Mieke vaag was want hij krulde zijn wenkbrauwen omhoog en gooide zijn handen in de lucht. Het leek of hij het plafond wilde raken door zijn vingers verder en verder uit te strekken.
’Hoe zo? Ik moet wat doen tegen dat maïsgedoe? Welk maïsgedoe bedoel je? Nee, vertel eerst eens wat maïsgedoe precies is.’
’Nou gewoon, dat weet je toch wel, of niet?’ zei Elle Mieke.
Meester keek met nog meer krullende wenkbrauwharen naar Elle Mieke. Hij liet zijn armen zakken en zijn schouders zakten ook een beetje.
’Nee,’ zuchtte hij. ‘Ik weet het gewoon niet, of wel? Vertel!’
’Nou, gewoon. Die jongens schieten met maïskorrels in de pauze.’
’Aha. Nou, daar wordt je verhaal duidelijker van, maar niet heus. Welke jongens schieten in de pauze met maïskorrels. En hoe schieten ze en wat voor problemen heb je er mee?,’ zuchtte meester Korneel.
’Nou, gewoon. Een paar uit onze klas natuurlijk. Ze hebben zo’n buis met aan het uiteinde een ballon en dan trekken ze daaraan en dan schiet er een maïskorrel weg en die raakt je dan als je heel toevallig zo maar een beetje langs en in de weg loopt… dus.’ zei Elle Mieke.
Meester stopte met het krullen van zijn wenkbrauwen maar opende zijn mond van verbazing.
’Ik open mijn mond van verbazing, Elle Mieke. Ik snap er nu echt nog minder van dan toen je zo net begon met je vragen. Wat voor buis hebben die jongens uit onze klas dan? Een rioolbuis of zo?’
Elle Mieke zuchtte en keek hoofdschuddend om zich heen.
’Nee-eeh, meester. Doe niet zo flauw! Zo’n plastic buisje dat ook het water weg laat lopen nadat je de waterkraan van de wasbak dicht hebt gedaan. Zo’n buis dus.’
’Aaah, een afvoerbuis. Zit er ook een kronkelbocht in die buis van die jongens die in de pauze met maïskorrels schieten?’
’Nee-eeh, meester… Je bent flauw. Zo flauw als een aardappel zonder zout,’ zuchtte Elle Mieke.
’Aardappel zonder zout. Ik dacht dat het ging over maïskorrels en nu heb je het opeens over aardappels. Schieten die jongens uit onze klas in de pauze met afvoerbuizen zonder bochten met een ballon op flauwe aardappels zonder zout? Of schieten die jongens uit onze klas in de pauze met afvoerbuizen zonder bochten met flauwe aardappels zonder zout op een ballon? Of knalt een ballon omdat jongens uit onze klas met afvoerbuizen zonder bocht in de pauze er aardappels zonder zout naar toegooien als jij net langsloopt?’
Meesters schouders waren zo ver gezakt dat het leek of hij geen schouders meer had. Zijn wenkbrauwen stonden omhoog en zijn vingers stonden wijd uit. Het was stil in de klas. Iedereen glimlachte een beetje. Vooral de jongens. Iedereen, behalve Elle Mieke. We hoorden de zuchten die ze zuchtte. We zagen haar ogen rollen en haar hoofd schudden.
’Of probeer jij de jongens uit de klas in de pauze in een afvoerbuis zonder bochten te proppen terwijl je smikkelend en smakkelend maïskorrels op peuzelt die je eigenlijk zou moeten eten met aardappels die zo zout zijn dat je er flauw van wordt?’
Meester Korneel keek de klas in alsof hij net een zin had verzonnen die aan alle kanten klopte. Hij keek naar Elle Mieke maar ze keek hoofdschuddend naar haar tafel.
’Of zouden die jongens die zelf zo flauw zijn als aardappels zonder zout, omdat de maïskorrels die ze afschieten met buizen die aangedreven worden door ballonnen, misschien niet doorhebben dat ze andere kinderen, waaronder jij, Elle Mieke, daarmee storen in hun spel tijdens de pauze?’
Elle Mieke deed haar hoofd omhoog en keek een heel klein beetje opgelucht naar meester.
’Of zou het zo zijn dat die flauwe jongens in de pauze wel weten dat ze de maïskorrels die ze uit de maïskolven van boer Roelofs land hebben ge… eh… ge… hmmmm… leend niet zouden moeten gebruiken om dametjes die kletsend en keuvelend over het schoolplein lopen aan te vallen? Zou het zo zijn dat ze weten dat de schietbuizen die ze in elkaar hebben geknutseld eigenlijk niet thuishoren op een schoolplein waar iedereen op een normale schietloze manier met elkaar omgaat?’
Meester keek even rond terwijl zijn hoofd danste.

‘Zou het zo zijn dat die jongens eigenlijk flauwe aardappelen zonder zout zijn als ze wel gewoon doorgaan met hun afvoerbuis met  ballonnen trek wedstrijd pesterijtjes? Zou het zo zijn dat die pauzeschieters wel weten dat het prima is als ze na schooltijd maïsgevechten houden waar toch nooit iemand wordt geraakt omdat hun pietepeuterige afvoerbuisknapper de knepper maïskorrel afvuur machines eigenlijk wat slapjanusachtig in elkaar zitten.’
Meester pauzeerde even. Elle Mieke kwam steeds rechter en rechter op zitten. Ze begon wat te glimmen. De jongens in de klas niet. Wij werden wat kleiner en kleiner en glommen niet meer zo hard als een paar minuten geleden. Meester zei niets tegen ons en toch wisten we dat hij precies wist hoe het in elkaar zat. ‘Zou het kunnen dat er in een niet te ver verleden ook is afgesproken dat alle maïskorrels en maïskolven die we in school zouden aantreffen zachthandig in beslag zouden worden genomen door de maïs-in-beslag-neem-brigade… zou het ook zo kunnen zijn dat er in een niet te ver verleden ook is afgesproken dat de afvoerbuizen die bedoeld zijn om flauwe aardappels zonder zout… nee… hmmm… zoete maïskorrels zonder suiker ook zachthandig in beslag zouden worden genomen door de afvoerbuizen-in-beslag-neem-brigade? Zou het ook niet zo kunnen zijn dat er in een niet te ver verleden is afgesproken dat ballonnen die onderdeel uit zouden kunnen maken van afvoerbuizen die gebruikt worden om maïskorrels mee te verplaatsen ook zachthandig in bezit zouden worden genomen door de ballonnen-in-beslag-neem-brigade? Zou het kunnen, Elle Mieke, dat jij de komende pauze en de daaropvolgende pauzes geen last en plezier meer zult hebben van aardappeljongens met maïsverplaatstoestellen? Zou het daarnaast kunnen dat je ook voor en na schooltijd dezelfde niet last hebt van diezelfde zouteloos flauwe aardappeljongens? Zou dat kunnen?’
Elle Mieke knikte niet. Wij wel. Alle jongens knikten.
’Deze mag je wel hebben, meester,’ zei Henke. ‘Deze is toch wat te pieterpeuterig en slapjanusachtig.’ Hij pakte zijn maïsverplaatser uit zijn vak, stond op en gaf hem meester. Uit zijn broekzak haalde hij een handvol maïskorrels.
Meester glimlachte. Henke ook. Ik ook. Elle Mieke ook. Iedereen glimlachte, vooral toen meester net deed of hij een maïskorrel weg wilde schieten. Hij pakte de maïsverplaatser, trok aan de ballon die aan de achterkant met een dun draadje vast zat en trok aan de ballon. Meester lachte.
’Deed ik vroeger ook’, zei hij. ‘Goed gevoel zeg. Dit is wel een hele goede, Henke. Die ballon kun je wel ver naar achter trekken zeg. Hiermee kun je een maïskorrel wel heeeel ver krij…’
Meesters zin werd onderbroken door een zwiepgeluid, een klap en een schreeuw. Het zwiepgeluid was van de maïsverplaatser die losschoot uit de hand van meester Korneel. De klap was het geluid dat we hoorden toen de maïsverplaatser tegen de andere hand van meester kwam en de schreeuw was de schreeuw van pijn die meester schreeuwde toen hij doorhad dat het gigapijn deed.
’Heb ik weer’, mompelde meester met een van pijn vertrokken gezicht.
’Onder de kraan houden je hand, meester,’ zei Elle Mieke. ‘Dan hou je de zwelling tegen.’
’En vanavond flauwe aardappels met zonder zout en maïs eten, meester,’zei Henke. Daar word je sterk van. Dan voel je het niet zo lang.’
Meester grimaste en liet ons naar buiten gaan om pauze te houden. Ik treuzelde wat en zag dat meester zelf eerst naar de vensterbank liep om de afvoerbuis met de ballon bij zijn verzameling bijzondere spullen neer te zetten. Daarna liep hij naar de kraan, zette de kraan open en liet zuchtend koud water over zijn pijnlijke hand stromen. Hij knipoogde toen ik langs hem liep. Ik knipoogde terug.


Bovenstaande verhaal mag je gebruiken in je klas, om voor te lezen aan je kind(eren) of om zelf te lezen.

Meester Korneel heeft zijn eigen magazine, een bizoendere (zo bijzonder dat je het zou willen kussen) uitgave. Wil je in het bezit komen of meer willen weten over meester Korneel, mail me dan even: ziener@online.nl 
Speciaal voor de kinderboekenweek 2013 heb ik 7 verhalen geselecteerd. Bovenstaande is de derde van 7.

maandag 9 september 2013

Kinderboekenweek: voetballen is geen kunst!

Voetballen is geen kunst!


‘Meester, voetbal je mee?’, vroeg Charlie.
Meester Korneel keek verbaasd naar Charlie. Of verbijsterd. Of allebei.
‘Voetballen? Ik? Hier? In de klas bedoel je?’, stamelde meester.
‘Ja. Voetballen! Hier! In de klas dus’, antwoordde Charlie.
‘Hoe kom je er bij om hier te gaan voetballen?’, vroeg meester. ’Geef maar op, die bal. Je weet dat we hier niet met een bal spelen.’
Charlie knikte.
‘Ja, dat weten we. Maar deze bal lag in de kast. Tussen de spelletjes. En we mochten een spel uit de kast kiezen, toch?’, zei Charlie. Zijn hoofd stond een beetje scheef en hij keek lachend naar meester Korneel.
‘Ja, dat mocht. Maar sommige regels zijn belangrijker dan andere. ‘Niet voetballen’ is belangrijk. Stel je voor dat je dit kunstvoorwerp raakt als je te hard en te onzuiver tegen die bal aanschopt.’
Charlie volgde meesters blik. Op meesters bureau stond inderdaad een kunstvoorwerp. Het was een gipsen beeldje, gemaakt door de vrouw van directeur Zwarfdreumer. Vanmorgen was de directeur de klas in gekomen en had het beeldje op meesters bureau gezet. Zwarfdreumer had er bij verteld dat zijn vrouw op een cursus zat waar ze gipsen beeldjes maken. Maar ze had er zo veel gemaakt dat de directeur voor elke klas één mee naar school had genomen. ‘Kunst’, had Zwarfdreumer geroepen. ‘Belangrijk dus. Kunst. In elke klas hoort kunst te staan. Het maakt niet uit hoe het er uit ziet. Als het maar kunst is. Zeker kunst die gemaakt is door mijn vrouw. Dat is pas kunstig. En helemaal als het een beeldje is dat lijkt op mijn vrouw. Een zelfbeeldportret, noemt ze het. Kijk maar eens naar die sierlijke lijnen van haar gezicht. De vormen van haar lichaam en de stevigheid van haar benen. Mooi zelfbeeldje, niet?, vroeg hij aan niemand in het bijzonder.’ Daarna was hij weggelopen.
Meester wees naar het beeldje.
‘Gemaakt door de vrouw van de directeur. Het ís de vrouw van de directeur, zogezegd’, zei hij nog een keer nadrukkelijk.
‘Dus geen voetbal in de klas.’
Charlie haalde zijn schouders op.
‘Okay dan. Hier.’ Charlie hield zijn arm recht naar voren met zijn hand tot vuist gebald.
‘Hier?’, vroeg meester. ‘Hoe bedoel je? Heb je die voetbal in je hand of zo? Dat kan toch niet?’
Charlie grijnsde zoals alleen Charlie kon grijnzen. Hij opende zijn hand.
‘Een voetbal meester. Om precies te zijn: een blaasvoetbalbal. Uit dat spel daar.’
Charlie wees naar mijn tafel. Daar stonden twee plasticen doeltjes. En er lagen vier blaaspijpjes. Henke, Gjalt en ik zaten al klaar.
‘Blaasvoetbal dus’, zei meester Korneel en hij lachte. ‘Ik doe mee. Hmpf. Daar had je me mooi voor de gek gehouden. Ik dacht dat je echt wilde voetballen in de klas. Alleen het idee al dat er iemand in deze klas tegen een bal aan trapt. Onmogelijk.’
Meester kwam bij ons zitten en al snel waren we aan het blaasvoetballen. De bal rolde meer op de grond dan op de tafel maar het lukt Gjalt en mij toch om een keer te scoren. Meester en Charlie deden daarna extra hun best om ook een doelpunt te maken. Meesters gezicht werd rood van het blazen en bij alle vier kwam er tegelijk met de lucht ook spetters spuug op het speelveld en tegen de bal.
‘Even een adempauze hoor’, zei meester toen de bal weer eens op de grond lag. Dat wilden we allemaal wel.
‘Wat zie jij er verhit uit’, zei meester tegen Gjalt.
‘Jij ook, meester. Je hoofd is zo rood als een boei’, antwoordde Gjalt. Daarna zette hij zijn bril weer recht op zijn neus. Charlie wiste wat zweet van zijn voorhoofd en ik zwaaide mijn blaaspijpje een paar keer heen en weer. Spuugspetters verlieten mijn wedstrijdblaaspijp. Ik wreef ze met de mouw van mijn shirt van het speelveld.
‘Bah, zeg. Wat een smerig spel’, zei Elle-Mieke. Ze keek toe hoe ook de anderen hun blaaspijpje leeg schudden.
We haalden onze schouders op.
‘Hoort er bij’, zei Gjalt.
‘Voetbal is puur natuur’, zei Charlie.
‘Een beetje smerig mag toch wel?’, vroeg meester.
‘Je hoeft niet te kijken hoor’, zei ik.
Elle-Mieke draaide zich om en Gjalt legde de bal weer klaar. Het was een knikker deze keer.
‘Beetje zwaarder, beetje moeilijker. Nu komt het er op aan wie de beste en langste adem heeft.’
Dapper voetbalden we verder en al snel scoorden Gjalt en ik nog een keer.
Meester en Charlie keken elkaar aan.
‘Kom op, meester’, zei Charlie.
Meesters hoofd was pimpelpaars. Hij zuchtte.
‘Nog even’, hijgde hij. Charlie legde de knikker in het midden en we gingen door. Maar niet lang. Meesters hoofd werd nog meer paars dan pimpelpaars. Hij haalde de blaaspijp uit zijn mond en leunde achterover. De knikker rolde langzaam van tafel af omdat iedereen stopte. Hij stuiterde een keer en in een reactie schopte meester tegen onze blaasvoetbalbal. Hoe hij het deed weet niemand maar hij schopte de knikker hard door de klas in de richting van zijn bureau. Daar stond het gipsen beeldje, gemaakt door de vrouw van directeur Zwarfdreumer. Er klonk een ‘tok’ waarna er twee knikkers op meesters bureau vielen. De knikker die meester weg had geschopt en… de kop van het beeldje.
‘Oeps, heb ik weer’, zei meester. ‘Een standbeeld zonder hoofd.’
‘Ja, en niet zomaar een standbeeld’, zei ik.
‘Nee, Steen. Dat is zo. Het is een beeldig beeldje van de vrouw van de directeur. Ach en wee, dat moet mij weer overkomen.’
Meester liep er naar toe en zuchtte diep.
‘Dat krijg je ervan, meester, als je voetbalt in de klas’, zei Gjalt.
Meester pakte het gipsen beeld in zijn linkerhand. Het kopje pakte hij ook beet maar dat brokkelde af toen hij het vastgreep.
‘Heb ik weer’, zei hij nog eens.
Plotseling ging hij rechtop zitten. ‘Secondenlijm’, mompelde hij. Meester greep een tube uit zijn bureaula, pakte de knikker en liet een paar druppels superlijm op de knikker vallen.
Vervolgens zette hij de knikker op het beeldje.
Op dat moment kwam directeur Zwarfdreumer de klas in. Hij zocht iets met zijn ogen. Meester wilde het beeldje achter zijn rug verstoppen. Te laat.
‘Wat is hier gebeurd?’, vroeg Zwarfdreumer.
Meester Korneel liet bedremmeld het beeldje zien.
‘Ongelukje’, zei meester.
Maar wat niemand verwachtte gebeurde. Directeur Zwarfdreumer schoot in de lach.
‘Geweldig. Zo heb ik mijn vrouw nog nooit gezien. Dít is pas echte kunst, meester Korneel’, zei hij grinnikend.
‘Dit is veel beter en mooier dan die gipsen prullen die mijn vrouw maakt. Dit is super. Ik was blij dat ik een paar hier mee naar school mocht nemen. Dan hoefde ik er thuis tenminste niet tegen aan te kijken. Nee zeg. Dit is geweldig. Deze neem ik mee naar huis, als je het goed vindt. Je hebt verschillende materialen gebruikt. Dat is pas kunst! Dank je wel, meester.’
‘Alsjeblieft’, zei meester Korneel en hij gaf het beeldje aan de directeur. Lachend verliet hij daarna het lokaal.
‘Nou moe’, zei meester. ‘Dat had ik niet verwacht.’
‘Wij ook niet, meester’, zei Charlie. ‘Zie je wel dat voetballen in de klas toch wel ergens goed voor is.’
‘Zo lachend hebben we de directeur de laatste tijd niet gezien’, zei ik.
‘Dat klopt. Leve het voetballen’, zei meester. Daarna stond hij op, pakte de doeltjes, de blaaspijpjes en de blaasvoetbalbal. Hij stopte alles in de doos en legde die op de vensterbank, bij de rest van zijn verzameling bizoendere voorwerpen. 

donderdag 29 augustus 2013

Meester Korneel basketbalt

Meester Korneel beleeft veel en veel te veel.
’Meester, wat is jouw favoriete sport eigenlijk?’, vroeg Marieke.
’Favoriete sport? Laat me eens denken’, zei meester.
’Dat is goed meester. We geven je de tijd om te denken. Hoeveel heb je nodig?’, vroeg Gjalt.
’Wat bedoel je met die vraag?’, antwoordde meester Korneel.
’Welke vraag, meester?’, vroeg Gjalt.
’Nou, hoeveel ik nodig heb?
’Gewoon. Hoeveel tijd heb je nodig om na te denken?’
’Ah… juist ja… hoeveel tijd? Nou, doe maar een ons of twee’, zei meester. ‘Wat was je vraag ook al weer, Marieke?’
’Wat je favoriete sport is?’, vroeg Marieke nog een keer.
’Oh, gewoon… eh… tsja… hmmm… ach… doe maar basketbal… geinige sport om zo’n pluimpje met zo’n slagplankje over een net heen te smijten.’
’Meester, doe niet zo vreemd’, zei Marieke.
’Vreemd? Ik? Hoezo?’ antwoordde meester guitig.

Marieke keek me aan en ik haalde mijn schouders op. We zaten op de bank in het gymlokaal en meester Frederick, onze gymmeester, was er niet. Niemand wist waar hij was. Meester had al een paar keer naar de ingang gekeken maar meester Frederick was weg en bleef weg.
’Basketbal doe je niet met een pluimpje en een slagplank en een net, meester. Maar volgens mij weet jij dat ook al wel langer dan vandaag’, zuchtte Marieke.

Meester Korneel keek grappig uit zijn ogen. Zijn piekhaar waaide wat heen en weer en zijn armen bungelden slungelig langs zijn lichaam.
’Ik kan je ook niets wijs maken, zeg. Tuurlijk weet ik wel dat je bij basketbal met zo’n ovalen bal in een doel moet gooien vanaf aan cirkel. Pfff… wie weet dat nou niet?’
Vervolgens liep hij over een lijn.
’Pfoe… valt niet mee hoor, om zo over zo’n lijntje te lopen als je zulke grote voeten hebt als ik.’

We keken naar meester Korneel die weer eens anders dan anders deed.
‘Gaan wíj ook nog wat doen meester, of ben jij vandaag de enige die aan het gymnastieken is?’, vroeg Charlie. ‘Alhoewel ik wel bang ben voor wat we dan zouden kunnen gaan doen. Want als jíj denkt dat basketbal iets is met een rugbybal die je in een handbaldoel moet smijten dan komt deze les niet goed, volgens mij.’
’Niet goed? Hmpf… Als jullie nu allemaal eens eh… tja… hebben ze hier ook tennisballen?’ vroeg meester en hij keek in het rond.
’Je bedoelt die grote zware bruine ballen die bijna niet te tillen zijn, meester?’, vroeg Gjalt met een grote grijns op zijn gezicht.
Meester Korneel, die aan het balanceren was op een groene lijn, stond stil en draaide zich om naar Gjalt.
’Ja, die bedoel ik, volgens mij. Kun jij die even pakken voor me?’

Gjalt wist niet of hij op moest staan of dat meester hem voor de gek hield. Hij bleef zitten en meester liep over verschillende lijnen naar de toestellenberging. Hij zette wat toestellen aan de kant, rommelde wat in een kast en kwam terug met een emmer.
’Ik heb ze gevonden zonder dat ik zocht’, zei meester. ‘Dit, jongens en meisjes, zijn tennisballen.’
’Ik dacht dat het een emmer was’, zei Henke.
’Hmpf… tsja, je hebt gelijk. Ik was weer eens niet duidelijk genoeg. Maar goed dan… dus… in deze emmer zitten de tennisballen. Die heb ik nodig voor het spel.’

Meester zette de emmer neer, liep nog een keer naar de toestellenberging en kwam terug met een basketbal.
’Dit is een bal… geen idee wat voor één maar we kunnen dit ballonnetje wel gebruiken. Mooi van vorm, strak in zijn vel en lekker opgepompt. Jullie negenen gaan aan die kant achter de achterlijn staan en deze bankzitters gaan achter die andere achterlijn staan.’
’Hebben we twee achterlijnen, meester?’, vroeg Majorie.
’Hmmm… tsja, of twee voorlijnen. Maakt niet uit, ga maar staan. Iedereen krijgt twee tennisballen en ik leg deze uit de kluiten gewassen tafeltennisbal hier precies in het midden van de zaal neer…’

Meester Korneel liep naar het midden van de zaal en legde de bal neer. Hij zette zijn voet op de bal en keek, als een verdwaalde generaal, de ruimte rond.
’Jullie gooien die tennisballen tegen deze basketbal aan. Als de bal over die lijn rolt dan winnen jullie. Als hij over die lijn rolt, dan winnen jullie.’
Meester wees naar twee lijnen, ongeveer anderhalve meter van de beide achterlijnen.
We keken elkaar aan.
’Geinig, meester. Zelf bedacht, dit spel?’, vroeg Charlie.
’Misschien wel, vroeger, toen ik nog gymles gaf en zo heel erg goed kon basketballen, denk ik. Iedereen klaar? Oh ja, jullie moeten wel achter je eigen achterlijn blijven. Jullie mogen iemand van je groep aanwijzen om de tennisballen, die in het midden blijven liggen, weer terug te rollen naar je eigen achterlijn. Duidelijk?’
We knikten.

’Ga je gang’, zei meester.
Dat had hij beter niet kunnen zeggen. We gooiden allemaal, zo snel en zo hard we konden, onze tennisballen in de richting van de basketbal. Dertien ballen raakten meester op dertien verschillende plekken.
’Ho… nee hè… heb ik weer’, riep hij terwijl hij naar de zijkant rende. De ballen hadden alleen meester geraakt en niet de basketbal. Die lag nog steeds onbeweeglijk in het midden van de zaal.
’Ha’, zei Charlie. ‘Dat komt goed uit.’
Hij had zijn beide tennisballen nog niet gegooid en wierp de eerste krachtig tegen de basketbal. Die rolde langzaam maar zeker verder tot over de finishlijn.

‘Dat is dus één – nul’, zei meester.

We speelden een paar potjes en werden steeds beter.
’Jullie raken mij al helemaal niet meer’, zei meester na het achtste potje.
’Vind je dat jammer, meester?’, vroeg Marieke.
Meester schudde lachend zijn hoofd.
’Nog één potje’, zei hij.
’Wat is de stand eigenlijk?’, vroeg Henke.
’Geen idee. Niet bij gehouden’, zei meester.
’Weet je nu al wat je favoriete sport was, meester?’, vroeg Marieke nog een keer.
’Basketbal. Had ik toch al gezegd?’, vroeg meester.
’Je zegt wel meer, meester’, zei Charlie.
Meester lachte.
’Beginnen maar’, riep hij.

We gooiden en rolden maar de basketbal had geen zin om over één van de finishlijnen te rollen.
’Stop maar’, zei meester terwijl hij de basketbal oppakte. ‘Goed gespeeld allemaal.’
Meester liet de basketbal vallen. Hij liet hem stuiteren en streelde de bal.
’Wat doe je nou, meester?’, vroeg Henke. ‘Aai je de bal of zo?’
’Ach, mooi toch, zo’n basketbal. En weet je wat het mooiste geluid ter wereld is?’, vroeg hij maar ik kon zien dat hij niet op een antwoord zat te wachten.
’Het mooiste geluid is het geluid van een basketbal die floepend door het netje valt.’
’Hoe weet je dat, meester? Je hebt toch niets met sport?’, vroeg Marieke.

Meester stuiterde de bal nog een keer. Hij rolde de bal op een vriendelijke manier door zijn handen. Daarna ging hij precies op de middenstip staan. Hij boog wat voorover, strekte zich dan en gooide de bal over zijn hoofd naar achter. De bal zweefde door de lucht en drie en een halve seconde later vloog de bal door de ring van de basket. Het netje bolde en ik hoorde een floepend geluid. Daarna stuiterde de bal op de grond en even later lag hij stil op de grond.
We juichten.

´Wat?´, vroeg meester, die nog steeds met zijn rug naar de basket stond gekeerd en zijn eigen bizoendere score niet had gezien.
’Je hebt gescoord, meester’, zei Marieke. ‘Je kunt basketballen.’
’Zei ik toch’, zei meester lachend.

Daarna liep hij naar de bal, raapte hem van de grond en keek lachend naar ons.
’Aankleden’, zei hij waarna hij nog een keer op de middenstip ging staan. We bleven nog even zitten om te kijken hoe dit af zou lopen.
Weer gooide hij de bal, op precies dezelfde manier als even daarvoor. Maar dit keer geen floepend geluid, bij lange na niet. De bal kwam een paar meter voor de basket op de grond terecht.

’Nou moe, heb ik weer’, zei meester.
’Nou weet ik nog niet of je het nu wel of niet kunt, meester’, zei Marieke.
’Ik ook niet’, zei meester. ‘Ik ook niet. Soms moet je niet alles laten zien, dan mag je best een keer wat voor jezelf houden’, zei hij raadselachtig.
Lachend liepen we naar de kleedkamer terwijl meester de bal terug bracht naar de kast in de toestellenberging. Vlak voor ik de zaal verliet keek ik nog even om. Ik zag dat meester de basketbal secondenlang op het topje van zijn vinger liet ronddraaien. Hij lachte er bij en ik… ik schudde mijn hoofd. ‘Je kunt het wel’, zei ik.
Meester lachte en sloeg me op mijn schouders.
‘Zei ik toch’, fluisterde hij waarna hij het licht van de zaal uit deed.


maandag 26 augustus 2013

klaar voor de start

Het thema van de kinderboekenweek is:
Klaar voor de start!
(met uitroepteken)
Sport dus. Ik kreeg net het verzoek om een gedichtje te maken bij het thema.
Dit is het geworden!
(met uitroepteken)


                        nu ik nog

mijn juf zegt dat ik klaar ben voor de start
dat ik heb gedaan wat ik kon
dat meedoen zoveel belangrijker is
dan steeds maar te moeten winnen
dat ik mijn best ga doen
en niet meer hoef te doen dan dat
mijn juf zegt dat ik klaar ben voor de start
dat oefenen kunst heeft gebaard
dat de sprongen die ik maakte
echt met sprongen vooruit zijn gegaan
dat ik de hakken uit mijn lijf heb gerend
dat ik beter ben dan ik ooit ben geweest.
mijn juf zegt dat ik klaar ben voor de start.

                     nu ik nog



donderdag 22 augustus 2013

SOKKELS!

’Ik ga je helpen met die sommen, Janka’, zegt meester Korneel.
’Dat is goed’, fluistert Janka.
’Zo te zien komen die keersommen je keel uit’, zegt meester.
Janka veegt met een mouw tranen van haar gezicht.
’Zevenhonderdzesentwintig’, zegt meester.
Janka kijkt hem verbaasd aan.
’Dat is het antwoord op die som’, zegt hij. Honderdeenentwintig keer 6 is zevenhonderdzesentwintig. Schrijf het antwoord maar op.’
Janka glimlacht.
’Je zegt het voor.’
Meester haalt zijn schouders op.
’Ik weet even geen andere manier om je te helpen.’
Meester Korneel gaat op een kruk zitten, naast de tafel van Janke.
Dan sluit hij Jankes schrift en tokkelt op haar tafel.
’Je hebt je laarzen nog aan’, lacht hij.
Janka knikt terwijl ze de laatste tranen droogt.
’Tussen de middag heb ik slootje gesprongen’, zucht ze. ‘Terwijl ik met mijn moeder de afspraak had gemaakt om dat nooit meer te doen.’
‘Heb je ruzie gehad?’, vraagt meester.
‘Beetje’, antwoordt Janka.
’Vanwege de kletspoten zeker?’, vraagt meester.
’Kletspoten, wat zijn dat?’
‘Dat zijn kletsnatte voeten. Die krijg je wanneer je tenen de bodem van de sloot raken.’
’Dan had ik kletspoten’, zucht Janka. ‘Ik had er zelfs twee. Ik doe het heus niet expres maar het gebeurt gewoon. Ik probeerde echt om óver de sloot te springen.’
’Dat is dus niet gelukt. Vandaar dat je moeder mopperde’, zegt meester.
Janka knikt.
Meester Korneel tikt samen met Janka een ritme op haar tafel.
’En alle sokken zaten in de wasmand’, vult Janka aan.
’Dus je heb blote voeten in je laarzen’, zegt meester lachend.
Hij stopt met tokkelen en kijkt in Janka’s ogen.
Janka knikt.
’Dat ken ik’, zegt meester. Dat voelt alsof je voeten in een oven zitten. Dat voelt een beetje vochtig en zacht en soepel. Maar het is vooral warm waardoor je zo’n rimpelhuidje krijgt. Klopt dat een beetje?’
Janka knikt.
’Dus meid. Je hebt geen sokken aan.’
Meester Korneel wrijft over zijn kin. Dan gaat hij staan en loopt door het lokaal naar het magazijn. Onderweg doet hij zijn schoenen én zijn sokken uit.
De kinderen leggen hun pennen neer omdat ze voelen dat er wat bizoenders gebeurt. Vanuit het berghok komen vage geluiden. Net of er wat omvalt.
‘Tjonge, waar liggen die dingen nou?’, zegt meester.
’Hebbes.’
Direct daarna gaat de deur open en kijkt iedereen verbaasd naar meester Korneel.
’Wat heb jij nou aan?’, schreeuwt Charlie.
’Hoezo?’, vraagt meester vrolijk.
’Je voeten… en je handen… je hebt toch niet… Je hebt de sokpoppen terug gevonden.’
’Dat klopt’, lacht meester. ‘Ik heb de sokpoppen terug gevonden waarvan we dachten dat ze weggegooid waren.’
‘Dat dacht jij, meester’, zegt Marieke. ‘Wij wisten heus wel dat jij ze te goed had opgeborgen.’
Meester lacht.
’Klopt. Maar nu ben ik blij dat ik ze terug heb gevonden.’
Meester Korneel heeft een sokpop om elk van zijn voeten gedaan. En sokpoppen om zijn handen.

‘Lekker warm’, zegt hij.
’Lekker bizar ook’, zucht Humphrey.
’Maar wel hip’, grinnikt Elle Mieke.
’Zo modern heb je er nog uit gezien, meester’, zegt Okki.
De sokpop aan de rechtervoet heeft gele en groene strepen. Twee gigantische knopen kijken als zwarte ogen het lokaal in en slierten wol zwaaien bij elke pas heen en weer.
De andere sokpop is grijs. Uit de bek slingert een slangentong en twee ezelsoren dansen mee als meester door het lokaal loopt.
’Dit is warm zeg’, moppert meester terwijl hij op zijn stoel gaat zitten.
’Is er iemand die dit ook wil?’, vraagt hij. ‘Het helpt ook tegen rimpelige laarsvoeten.’
Iedereen kijkt naar Janka. Die lacht en doet haar laarzen uit.
’Kom maar op, meester’, roept ze. Daarna loopt ze naar voren. Meester haalt een sokpop van zijn rechterhand en geeft hem aan Janka.
Het is een rode, met paarse stippen. En een wijd open staande bek met daarin drie tanden. Ze wurmt haar rechtervoet er in.
Daarna krijgt Janka een veel te grote blauwe voetbalsok met gaten. Twee rode knopen laten de sokpop gevaarlijk scheel kijken.
Janka doet deze ook aan en trekt de sokpoppen recht. Daarna gooit ze een been in de lucht.
Iedereen juicht en applaudisseert. Janke buigt.
’Heb je nog meer van die dingen, meester?’, vraagt Charlie.
Henke staat meteen op en loopt naar de berging. Even later komt hij met een grote doos het lokaal in.
’Ik heb een hele verzameling gevonden. Zeker ook nog de sokpoppen van alle kinderen die je de vorige jaren in je klas had, meester?’, vraagt Henke.
’Hmm… ja, daar kon je wel eens gelijk in hebben’, mompelt meester.
Henke kiepert de doos om. Iedereen staat op en komt er omheen staan. Vervolgens zoekt iedereen twee sokpoppen uit. Schoenen en sokken gaan uit waarna de sokpoppen aan gaan.
’Mooi zeg’, zegt meester Korneel bewonderend.
’Dat heb je weer mooi bedacht, meester’, zegt Elle Mieke.
Meester glundert. Hij blijft glimlachen als iedereen gaat zitten om het rekenen af te maken. Meester heeft zelfs pret als mevrouw Krankheimer het lokaal binnen komt en hoofdschuddend om zich heen kijkt.
’Wat een sokkels zijn jullie toch’, moppert ze. Dan begint ze te gniffelen.
’Als jullie je schoenen uitlaten blijft mijn vloer wel schoon. Doe jullie dit morgen weer?’, vraagt ze.
Meester knikt.
’Morgen weer. Dan is het de eerste officiële sokpoppensokkendag.’
Iedereen juicht om het idee. En meester? Hij juicht mee.


De afgelopen jaren schreef ik meer dan 80 verhalen over (de klas van) meester Korneel.
Het schooljaar is begonnen en ik mer aan onze zoon (groep 3) dat dat weer spannend en bizoender (zo bijzonder dat je t wil kussen) is.
Ik wens iedereen een fijn schooljaar en ik denk er over om meer meesters Korneel te plaatsen!

Jelte