dinsdag 30 oktober 2012

verbazen



Het is nog koud om twintig over acht als ik naar voetballende jongens en touwtje springende meisjes kijk. Rolbevestigend, dat zeker. Toch zijn er zeker vijf meisjes die op voetballen zitten maar ze doen ’s morgens niet mee. Op Annemiek na maar die is er nog niet. Gejuich van een paar jongens doet me opkijken. De bal is onder de duikelstangen door geschoten: doelpunt. Professioneel rent Dolf terug naar zijn eigen doel om de felicitaties van zijn ploeggenoten in ontvangst te nemen. (Hij wijst nog net niet met zijn duimen naar de achterkant van zijn jas, naar de plek waar zijn naam zou staan als hij een profvoetballer zou zijn.)
Joke komt weer eens bij me. Ze mag graag even kletsen, ze mag graag even laten zien wat ze kan en wat ze heeft geleerd. Het is mooi om kinderen zoals Joke om je heen te hebben: nieuwsgierig, tevreden en bovenal verbaasd over alles wat er zich in hun wereld afspeelt.
‘Meester, kijk eens.’
Joke opent haar mond.
‘Hé, je hebt er weer een tand uit’, raad ik.
‘Neeeeeh, kijk eens.’
Ik kijk nog een keer.
‘Je hebt er twee tanden uit’, raad ik verder.
‘Neeeeeeeeeh, kijk eens.’
‘Heb je lippenstift op?’, vraag ik wanhopig.
‘Neeeeeeh. Kijk dan naar die rook. Ik ben een schoorsteen.’
Nu zie ik het. Nu begrijp ik wat ze wil laten zien, wat ze bedoelt.
‘Oh ja, nu zie ik het. Goed zeg.’
Joke draait zich om en blaast warme lucht uit haar mond. De lucht condenseert in de kou en ze lijkt op een rokende schoorsteen. Maar Joke is helemaal niet geïnteresseerd in hoe het kan dat de adem uit haar mond opeens te zien is. Ze wil geen verklaring hebben, ze wil alleen laten zien dat ze iets nieuws heeft geleerd, dat ze iets nieuws heeft gezien, iets nieuws heeft ontdekt. Het is twintig over acht en Joke hoeft eigenlijk al niet meer naar school, ze heeft voor vandaag genoeg geleerd. Alles wat ze vandaag doet en aangeleerd krijgt is overbodig. Ze leert vandaag nooit zoveel van mij als ze van zichzelf heeft geleerd. Want daar begint leren: verwonderd naar de wereld kijken en proberen die wereld te begrijpen, proberen die wereld een plek te geven in je eigen wereld. Als je dat doet als je zes jaar bent dan leer je, dan word je iemand, dan ben je iemand.

woensdag 29 augustus 2012

de drakenproef


De drakenproef

‘Ik moet weg, pap. De draak wil dat ik direct kom.’
‘Draak? bedoel je je moeder?’, vraagt Gert.
Tijn kijkt met een scheef hoofd naar zijn vader. Die grijnst.
‘Nee, ik bedoel de draak die bij de ruïne woont. Je weet wel, die met de drie koppen. Ik denk dat hij weer een drakenproef moet doen.’
Nu is het Gerts beurt om Tijn met een scheef hoofd aan te kijken.
‘Ga jij maar weer naar je draak, Tijn. Doe hem de groeten van me.’
’Dat zal ik doen’, zegt Tijn.
Tijn gooit de achterdeur dicht als hij het huis uit rent.
’Tijn, alle kanonnen, smijt niet zo, zeg. Je lijkt wel een…’
Waar hij op lijkt hoort Tijn niet meer.
’Oeps. Dat was een beetje te hard, zoals gewoonlijk’, zegt Tijn.
Na een paar minuten komt Tijn aan op het veld achter de ruïne.
Daar staat zijn draak ongeduldig op hem te wachten.
‘Heb je de achterdeur weer dichtgegooid?’, vraagt drakenkop Gul.
‘En mocht je van Gert echt hier naar toe?’, mompelt drakenkop Lug.
‘En je hebt Gert zeker weer van ons vertelt zonder dat hij gelooft dat we bestaan?’, zegt drakenkop Ulg.
‘Ja, ja en ja’, zegt Tijn. Hij lacht er bij.
‘Mijn vader vraagt nooit verder. Hij denkt volgens mij dat ik fantaseer. Dat jullie niet echt zijn.’
‘Moet niet gekker worden’, zegt Gul. ‘Ik ben er toch. Ik ben echt.’
‘Dat weten we wel’, zeggen Lug en Ulg tegelijkertijd. 
‘Doe maar rustig, Gul. We moeten een drakenproef afleggen. En dat kunnen we niet zelf’, zegt Lug.
Gul mompelt onverstaanbare woorden. Dan spuugt hij  vuur de lucht in. Hij hoest van de rook die in zijn neusgaten komt. Dan kijkt hij naar Tijn.
‘We moeten iets doen wat we nog nooit hebben gedaan’, zegt hij.
‘Dus kunnen we het niet’, zucht Ulg.
‘We hebben jouw hulp nodig’, zegt Lug.
Tijn laat zich in het gras vallen.
‘Vertel maar’, zegt hij.

De drie drakenkoppen kijken elkaar aan.
‘We moeten vuur spugen’, zegt Ulg.
‘We moeten die paal raken’, vult Lug aan.
‘En we moeten met z’n drieën één spuw maken’, zegt Gul.
‘Is dat alles?’, vraagt Tijn.
Gul, Ulg en Lug kijken elkaar aan.
‘Jij hebt makkelijk praten’, zegt Gul.
‘Het is ons nog nooit gelukt’, zegt Ulg.
Lug zucht alleen maar.
‘Hebben jullie het dan wel eens geprobeerd?’, vraagt Tijn.
De drie draken schudden hun koppen.
‘Nee’, roepen ze tegelijk.
‘Laat maar eens zien dan wat jullie wel kunnen’, zegt Tijn.
Hij gaat staan.
‘Ik tel tot drie. Dan spugen jullie.’
De draken knikken.
´Eén, twee.´
De drie koppen kijken Tijn aan.
´Toe dan´, zegt Tijn.
´Hoezo dan. Je hebt nog geen drie gezegd’, zegt Gul.
‘Nee, natuurlijk niet. Ik zei toch dat ik tót drie zou tellen.’
De drakenkoppen kijken elkaar aan.
‘Nog een keer tellen’, zegt Ulg.
Nadat Tijn tot drie heeft geteld spugen de koppen vuur.
‘STOP’, schreeuwt Tijn.
Gul, Ulg en Lug schrikken. Ze stoppen. Een laatste restje rook verdwijnt uit hun neusgaten.
‘Kijk nou eens. Sakkerloot zeg, dit wordt lastig.’
De koppen hebben alledrie een andere kant op gespuugd. Ulg naar voren. Daarbij heeft hij een strook  gras verschroeid.
Gul naar links. Hij heeft een merel met vuur uit de lucht gespuugd. De vogel hipt van zijn ene been op het andere en schudt zijn kop. Dan fladdert hij op en vliegt verder.
Lug spuugde naar rechts. Een paar stenen van de ruïne zijn zwart geblakerd.
‘Zie je’, zegt Ulg. ‘We kunnen het niet.’
‘Jullie moeten het wel samen doen’, zegt Tijn.
‘Samen?’, vraagt Lug.
‘We doen altijd al alles samen. Moeten we ook nog samen spugen?’, moppert Ulg.
‘Het moet niet gekker worden.’, zegt Gul.
‘Als jullie voor de proef willen slagen dan moet het gewoon.’
De drie koppen kijken elkaar aan.
‘Nou, kom op. Kop op.’

Tijn loopt naar de ruïne. Hij plukt klimop. Daar vlecht hij een touw van. Dan gaat hij naar zijn draak.
‘Die dikke nekken van jullie moeten tegen elkaar aan. Dan knoop ik ze met deze klimop vast.’
Gehoorzaam bewegen Gul en Lug hun hals naar de hals van Ulg.
‘Neusgaten op de grond’, zegt Tijn.
De koppen gehoorzamen. Tijn maakt de nekken vast met klimop.
‘Doe je het wel voorzichtig?’, vraagt Ulg.
‘Doe je niet te strak?’, vraagt Lug.
‘En zo dat je het makkelijk weer los kunt maken?’, vraagt Gul.
Tijn reageert niet. Hij knikt alleen.
’Klaar’, zegt hij. ‘Neusgaten weer omhoog en als ik tot drie tel dan spugen jullie.’
‘Jullie nekken kriebelen’, zegt Ulg tegen de andere twee.
‘Het voelt gek. Het kriebelt.’, zegt Lug. ‘Voelt mijn nek ook zo raar?’
‘Ik vind dat het jeukt en kriebelt , zegt Gul.
‘Jullie zeuren’, zegt Tijn. ‘Vooruit. Eén, twee…’
De drie bekken gaan tegelijk open. Ze spugen vuur, dit keer alledrie naar voren. Vol verbazing kijken ze wat ze hebben gedaan.
‘Zien jullie wel dat het lukt’, zegt Tijn.
En jawel hoor. De paal die ze moesten raken is zwart verbrand.
‘Nu nog een keer’, zegt Tijn.
Hij laat de draken weer de neusgaten op de grond leggen. Dan maakt hij de klimop los en gebaart dat de koppen weer tegen elkaar moeten.
Net op het moment dat Tijn tot drie wil tellen ziet hij vanuit zijn ooghoeken iemand aankomen.


‘Lukt het’, klinkt de stem van Gert.
‘Wat moet er lukken?’, vraagt Tijn.
‘Nou, je ging toch naar je draak. Heb je hem al gevonden?’
Tijns mond zakt open van verbazing. Gert staat pal naast de draak maar doet net of hij hem niet ziet. Of Gert ziet hem echt niet.
‘Nee, hij was er niet’, zegt Tijn.
De drakenkoppen gniffelen. Ze blazen samen wat vuur de lucht in, vlak over het hoofd van Gert.
‘Warm hier zeg’, mompelt Gert. ‘Kom je straks naar huis? We gaan eten?’
Dan loopt Gert door zonder op antwoord te wachten.
Tijn lacht. Zijn drakenkoppen lachen mee.
‘Jullie hebben net samen vuur gemaakt. Zonder dat jullie het door hadden hebben jullie het over Gert gespuugd’, zegt Tijn.
‘Verguld nog aan toe, je hebt gelijk’, zegt Gul.
‘We zullen slagen voor de drakenproef’, zegt Ulg.
‘Laten we hem meteen maar doen’, zegt Lug.
De draak gaat staan. Ulg, Lug en Gul steken hun koppen bij elkaar.
‘Tel maar tot drie’, zegt Ulg.
Tijn telt tot en met twee waarna de drie koppen samen hun vuur spugen.
Ze raken de paal met gemak.
Terwijl ze nog wat naroken horen ze opeens een stem. Die komt bij de ruïne vandaan. De stem klinkt hol, alsof iemand door een buis praat.
’Dat hebben jullie goed gedaan, drakenkoppen. Jullie zijn geslaagd voor deze drakenproef. Zo zien jullie maar dat het lukt, áls je maar samenwerkt.’

Tijn steekt zijn hand op naar de drakenkoppen.
‘Slik hem aan’, zegt hij.
De drakenkoppen slikken elk met hun tong over Tijns handpalm.
´Dat hebben jullie goed gedaan´, zegt Tijn.
´Jij hebt het goed gedaan, Tijn´, zegt Ulg.
´Ja, jij hebt ons geholpen´, zegt Lug.
´Zonder jou was het niet gelukt´, zegt Gul.
Tijn glimlacht.
´Dan ga ik nu naar huis om te eten.´
De drakenkoppen knikken. Dan vliegt de draak geruisloos weg.
Tijn grinnikt. Hij huppelt naar huis. Ondertussen denkt hij na want het is net of hij de stem die hij net bij de ruïne hoorde kent.

Jelte van der Kooi 2012






maandag 20 augustus 2012

de stoel van Kind



Deze tekst staat op de facebook pagina van Jacqueline Zomers

Willem Kind

Geboren op 1 oktober 1947 te Rotterdam volgde zijn opleiding aan de Academie voor Beeldende Kunst in die std en bij ILigio Signori te Parijs.

De Beeldtaal van Willem Kind kent een grote eigenheid en is daarmee zeer duidelijk herkenbaar. Tijdens het lassen van zijn werk voegt hij steeds meer van het zelfde materiaal toe. Daardoor lijkt zijn beeldopbouw sterk op boetseren met als resul
taat een krachtig en bovenal spannend werk. Hij speelt in zijn figuraties met extreem dunne beeldvormen. ze schijnen kwetsbaar, maar zijn dat niet. De spanning in zijn beelden, dit spelen met het materiaal en het ogenschijnlijke tarten van natuurwetten kenmerken zijn beeldtaal. Zijn beelden karakteriseren de mens in veelal herkenbare maar dikwijls zeer uitlopende situaties. Zijn werk blijft daarmee boeien en is zeer toegankelijk.

Willem Kind is onder andere bekend van De Kop van Borger, vorig jaar te gast in de tuin van Lubbelinkhof. Nu hebben wij de Koningsstoel van Willem Kind in de tuin, en je mag er naar kijken, het aanraken en er zelfs op zitten ... Tot ziens bij Lubbelinkhof

Ze vroeg via twitter of iemand een gedicht had over stoelen…
Ik heb er toen maar een paar geschreven, speciaal voor dit beeld, deze stoel, deze tuin…


1. avonddag

waar de zon schaduw zoekt
rust mijn traagheid verder uit
ik kijk met gesloten ogen
naar herinneringen aan vandaag

waar het gras woorden vindt
kalmt mijn bedachtzaamheid
ik voel met ontblote voeten
en weet dat ik leef, ik leef

waar door de lucht gedachten zweven
voelt mijn traagheid bedachtzaam
haal ik woorden uit de schaduw
mijmer ik de dag tot een avond.


2. in het gras bij de stoel van Kind

dans met me zonder woorden
zonder de woorden van vandaag
de woorden die onuitgesproken
tussen ons in blijven zweven

zing met me zonder woorden
zonder de woorden van morgen
de woorden die zich gaan vormen
tussen ongeschreven regels door

vrij met me zonder woorden
zonder de woorden van gisteren
de woorden die glimmend lachen
dolend rond jou en mij

leef met me zonder woorden
zonder de woorden van nu
de woorden die we lezen
jij bij mij en ik bij jou



3. onsje rust
ik heb een onsje rust gevonden
zonder dat ik heb gezocht
het lag op deze stoel
opgesloten in ragfijne druppels

ik heb een onsje rust gevonden
het water raakte me zacht
op het moment dat ik ging zitten
en mijn ogen zuchtend sloot

ik heb een onsje rust gevonden
hier in deze stoel, ga zitten,
sluit je ogen en voel dat de dauw
jou ook ragfijne rust zal brengen

ik heb een onsje rust gevonden


4. levensstoel

deze stoel loomt zich door de dag
weet van de baan van de zon
de gang van knipogende schaduw
van het groeien van het gras

deze stoel stilt zich door de dag
weet van het ritme van een etmaal
de ochtend middag avond nacht
van het tempo van de tijd

deze stoel traagt zich door het leven
weet van ieder die in hem zit
de verhalen, geheimen, liefdes
doorgegeven blijvende geschiedenissen

deze stoel traagt zich lomend door de stilte
weet van de baan van de zon
van het ritme van een etmaal
van mij, van jou, van het leven

Jelte van der Kooi
20 augustus 2012




woensdag 18 juli 2012

tour de France #TdF 18 juli 2012



Ik heb vandaag de etappe vertweet...
Of was ik het niet, maar Thomas Voeckler...
In het hoofd van een ander kruipen, niet mijn sterkste kant. Of toch wel?

#TdF 18 juli 2012

mijn longen schreeuwen
waar ik fluister
ze willen het zoet
uit de zuurstof halen
die als een deken
over de bergwand ligt
 #TdF #straks

vertraagt
de berg vertraagt
met lome pedaalaai
ga ik verbinding aan
met de berg
die vertraagt
vertraagt...

 #TdF #Aubisque

ik zucht gedachten
ze zweven weg
bestijgen de Aubisque
voor ik het doe
straks, na nu
vind ik mijn zuchten
en gedachten terug
 #TdF

het asfalt verkleefd
mijn voorwiel zwerft
vindt de goede plek
om te ronden
ik zie zonder kijken
ga sneller dan stilstaand
bergop

 #TdF

ik pak een stukje karton
knijp het met een wasknijper
om een spaak
van mijn achterwiel
laat herinneringen
bergop meefietsen
 #TdF

ik mag nog niet weg
mijn benen protesteren
blijf zitten
waar ik zit
gooi alleen mijn gedachten
alvast vooruit

tot over de bergtop
 #TdF

zeventienhonderdnegen
gewoon een getal
geeft de hoogte aan
van de molshoop
die mijn fiets gaat bedwingen
en ik mag mee
 #TdF #Aubisque

mijn stuur zwalkt
schreeuwt me vooruit
ik luister
met mijn oren dicht
nanananana, mompel i
ik wacht nog even
heb geduld
 #TdF

ik sluimer mijn gedachten/
weet van de weg die komt/
parkeer volgende week/
ben bezig met nu/
en de gedachten/
die telkens binnen komen
 #TdF

de aderen op mijn handen/
zijn de bergen/
die ik over moet/
zo ben ik/
mijn eigen bergen/
moet mezelf overwinnen/
om verder te komen
 #TdF

bloed doorruist mijn oor/ 
het is mijn zee/
ik neem hem mee/
de berg op/
verfris met zijn zout/
mijn gedachten/
als ik naar boven fiets
 #TdF


mijn pedalen dansen/
ze zwieren/
ik dans zwierend mee/
we glimlachen naar elkaar/
terwijl we elkaar/
in de ogen kijken
 #TdF


de bocht laat me hangen/
mijn voet ruikt het asfalt/
van nog meer dichtbij/ 

ik zet aan/
met de bocht/
volgend in mijn kielzog
 #TdF


ik Aubisque me naar boven/
handen in gebed om het stuur/
ik praat tegen ze, ze kletsen terug/
fluisterend om kracht te sparen
 #TdF


ik verberg me/ 
in mijn schaduw/ 
kom op, roep ik/ 
hij glimlacht/ 
mijn schaduw/ zet aan/ 
komt naast me/ waarop we/ 
samen verder rijden 
#TdF

ik doorklief de lucht/ 
ze schreeuwt de woorden/ 
die ooit zijn achtergelaten/ 
tijdens eerdere afdalingen/ 
ik neem ze in me op
 #TdF #Aubisque

slinger maar/ 
lach ik/ 
tegen de afdaling/ 
voor me/ 
slinger maar/ 
en ik/ 
ik slinger met je mee
 #TdF #Aubisque

ik kleur me/ 
over het grijze asfalt/ 
blijf binnen de lijntjes/ 
gebruik groen en blauw/ 
licht en donker/ 
ik kleur me/ 
naar beneden
 #TdF

mijn wielen schetsen/ 
laten strepen achter/ 
vrijwel onzichtbaar/ 
op het wegdek/ 
schrijven woorden/ 
vol moed/ 
vol overwinning/ 
op mezelf
 #TdF

ik laat mijn wielen lopen/ 
hou ze niet tegen/ 
ga maar, ga!/ 
neem me mee/ 
naar waar ik nooit was/ 
neem me mee/ 
dalwaarts/ 
en neem me mee
 #TdF

mijn voeten sturen/ 
niet mijn handen/ 
ze sturen mij/ 
en de weg/ 
die rollend/ 
onder me door schiet/
 #TdF #Aubisque

de lucht rondom me/ 
vult zich met geschiedenissen/ 
van eerdere rondes/ 
ik neem ze mee/ 
terwijl ik zelf doorleefde gedachten achterlaat
 #TdF

ik leg een weg aan/ 
sneller dan ik daal/ 
blaas asfalt voor mijn voorwiel/ 
achter me/ 
lost het op/ 
terwijl ik vlieg, vlieg
 #TdF

ik slinger me/ 
Tourmalettend/ 
naar boven/ 
mijn wielen slurpen/ 
het vocht/ 
uit het asfalt/ 
geven het me/ 
ik bedank/ 
verder slingerend
 #TdF

mijn stuur/ 
knijpt me/ 
in mijn arm/ 
droom je/ 
vraagt ze/ 
was het maar zo/ 
fluister ik
 #TdF #Tourmalet #klim

ik dans/ 
zwier/ 
aai mijn pedalen/ 
ze strelen terug/ 
ik dans/ 
leef/ 
voel/ 
vind/ 
de Tourmalet glimt/ 
toe maar/ 
zegt ze/ 
dans maar
 #TdF

ik kijk om/ 
zie mezelf/ 
in de bril/ van mijn volger/ 
ik kijk om/ 
krijg de grijns terug/ 
die ik even hiervoor/ 
naar de bril verzond
 #TdF

ik zucht/ 
maar hoor het niet/ 
ik hoor mezelf niet/ 
voel in mijn zuchten/ 
dat ik woordloos/ 
mezelf moed moet inspreken
 #TdF #Tourmalet

ik moed mijn wanhoop/ 
raas mijn kal/ 
sla mijn lurven/ 
grijp me bij mijn kladden/ 
ik pedaalaai mijn fiets/ 
op weg naar boven
 #TdF #Tourmalet

het asfalt grijnst/ 
ik grimas/ 
we hebben elkaar nodig/ 
zonder hem geen mij/ 
zonder mij geen hem/ 
we grijnslachen/ 
op weg naar de top
 #TdF

het asfalt opent/ 
ik dicht het/ 
met zoute druppen/ 
mijn achterwiel/ 
zwemt de berg op/ 
ik zwem mee/ 
badend in zout asfalt
 #TdF #Tourmalet

ga maar staan/ 
zegt mijn fiets/ 
toe maar/ 
kijk eens anders/ 
ontspan de spanning/ 
kijk waar je was/ 
zie waar je gaat...
 #TdF #Tourmalet

ik zou wel/ 
zo vlak onder de top/ 
het kartonnetje/ 
met een wasknijper/ 
aan mijn spaak knijpen/ 
dagdromend terug/ 
naar ver van hier
 #TdF

wanneer ik boven ben/ 
stap ik even af/ 
denk ik/ 
en anders/ 
blijf ik zitten/ 
denk ik/ 
het dal lokt/ 
met zijn zwaartekracht
 #TdF #Tourmalet

ik stap even af/ 
in gedachten/ 
even de stramheid/ 
uit mijn hoofd waaien/ 
frisheid binnen laten/
 #TdF #Tourmalet #afdalen

leeg, mijn hoofd/ 
toch vol met indrukken/ 
kleuren die zingen/ 
de flank van de Peyresourde/ 
neuriet met me mee/ 
als ik fietsdans
 #TdF

mijn stuur/ 
geeft me een hand/ 
ik grijp hem/ 
hou hem vast/ 
ik heb je nodig/ 
fluistert hij/ 
ik jou/ 
lispel ik terug
 #TdF #beklimming

ik licht mijn tred/ 
veder mijn gewicht/ 
omarm de zwaartekracht/ 
voel dat de top/ 
me aan een lijntje heeft/ 
me binnenhaalt/ 
juichend
 #TdF

ik zie de letters/ 
lees ze niet/ 
ze schuiven onder me door/ 
mijn naam/ 
ik voel mijn naam/ 
hij schreeuwt me verder/ 
duwt me soepel voort
 #TdF

stil en zwijgend/ 
proef ik de bergkleuren/ 
zinder ik de zon/ 
leef me leffend/ 
klim ik dansend/ 
dans ik zwevend
 #TdF #leven

het zal de pijn zijn/ 
het diepe ademhalen/ 
het voelen van de dag/ 
het intens beleven/ 
het zal het zijn zijn/ 
dat maakt dat ik ben
 #TdF

mijn fiets speert/ 
snijdt door de wind/ 
overvliegt het asfalt/ 
voelt de finish/ 
en ik/ 
ik speer snijdend/ 
voelend vliegend mee
 #TdF

ik luister/ 
hoor de handen/ 
ze spreken me toe/ 
waar ik mijn handen gooi/ 
de lucht in/ 
ik ben er/ 
nu
 #TdF #Voeckler