donderdag 23 februari 2012

oh die liefde... poëzie


'Oh die liefde', zei hij.
Daarna schreef hij een gedicht.
Voor iedereen die...
Ja, gewoon voor iedereen.

gedachten

ik fluister door je gedachten
met mijn vingers aai ik de lucht
ik gluur en je weet het
want je laat me je bekijken

ik droom door de gedachten
met mijn lippen kus ik de geur
die je dun voor me achterlaat
je loopt door en kijkt niet om

ik zucht door je gedachten
met mijn ogen raak ik je lichaam
je kijkt om en glimlacht
terwijl je zwevend verder loopt

Jelte

zaterdag 18 februari 2012

de pyjama



De pyjama

’Heb je slecht geslapen, meester?’, vroeg Mees.
Meester Korneel gaapte.
’Je vraagt of ik slecht heb geslapen? Tja, wat bedoel je met ‘slecht’?’
’Dat je lang wakker ligt terwijl je wilt slapen’, zei Mees.
’Of dat je een nachtmerrie hebt gehad’, zei Henke.
’Nee’, zei meester, ‘daar heb ik geen last van gehad.’
Hij gaapte nog een keer.
‘Waarom vraag je dat eigenlijk, Mees?’
’Ik had zin om die vraag te stellen. Meer was het niet’, mompelde Mees.
’Dat is wel een vreemde reden.’, zei meester.
Nog een keer gaapte hij. Dit keer was het een langdurige gaap.
’Ik weet al waarom ik het vroeg’, zei Mees. ‘Omdat je zo vaak en zo diep gaapt.
’Dat heb je mooi gezegd. Wat moet ik me voorstellen bij diep gapen?’
’Dat je je mond zo ver open hebt wanneer je gaapt. En ik zie je tenen wiebelen als je je mond open zet. Zo diep gaap je dus.’
Meester keek naar zijn voeten.
’Hmm… oeps… waar heb ik mijn schoenen gelaten?’
’Zo kwam je de klas in, meester’, zei Mees droog. Dat was om drie minuten over half negen.
’Was het echt drie over half negen? Dat valt me nog mee.’
Weer keek meester naar beneden.
‘Volgens mij heb ik mijn nachtsokken nog aan.’
’Wat zijn nachtsokken?’, vroeg Henke.
’Dat zijn sokken tegen nachtmerries’, fluisterde meester.
’Dat verzin je meester’, zei Henke.
Meester Korneel schudde zijn hoofd.
‘Deze sokken heeft mijn uitvindopa gemaakt. Dat was in zijn uitvindhut. Hij heeft ze voor zichzelf gemaakt maar ik heb ze geërfd. Zoals je kunt zien zijn het sokken met gaten op de plek waar je grote teen zit. Mijn opa noemde ze gokken en hij had bedacht dat hij soms zijn dromen kwijt wilde. Hij vond dat dromen, en dan vooral nachtmerries, niet door zijn hoofd naar buiten mochten glippen. Ze moesten door zijn tenen naar buiten. Daarom had opa ’s nachts gokken aan. De dromen verdwenen dan door zijn gokken het bed.
Die gokken moest hij ook aan hebben om te voorkomen dat hij ging slaapwandelen. Hij had bedacht dat zijn hersenen zouden schrikken als hij met koude tenen de koude vloer zou raken. Wanneer dat gebeurde ging hij direct weer in bed liggen.’
Meester keek om zich heen. ‘Ik heb ze altijd aan en ik heb nooit last van nachtmerries´, zei meester.
´Wandel je in je slaap, dan?´, vroeg Yorinde.
’Slaapwandelen? Nee, dat heb ik volgens mij nooit gedaan.’
’Hoe noem je  het dan als iemand er uit ziet alsof hij nog slaapt maar zelf niet door heeft dat hij nog slaapt?’, vroeg Gjalt.
’Dat is een lastige vraag. Daar wil ik helemaal niet over na denken’, antwoordde meester. ‘Hoe kom je daar bij?’
Gjalt haalde zijn schouders op.
’Omdat je sokken draagt waar je tenen door heen prikken’, zei Gjalt.
’Ik zal mijn schoenen aan doen. Dit is ook geen gezicht, zo zonder schoenen.’
’Je hebt je trui verkeerd aan, meester’, zei Mees.
Ik keek eens goed en glimlachte. Het was me nog niet eens opgevallen. Ik had eerst ook niet in de gaten dat meester sokken met gaten aanhad. En dat hij geen schoenen droeg.
’Je hebt hem achterstevoren aan, meester’, vulde Mees aan.
Meester gaapte. Daarna grinnikte hij.
’Verhip zeg, je hebt gelijk.’ Meester keek naar zijn trui.
‘En niet eens alleen achterstevoren, zie ik. Hij zit ook nog binnenstebuiten.’
‘Hoe noem je dat, meester?’, vroeg Henke.
’Achter ste voren ste binnen ste buiten, zo noem ik het. Hoe zou jij het noemen?’
’Binnen ste buiten ste achter ste voren’, zei Henke.
’Het kan nog erger, meester’, zei Gjalt.
’Hoe bedoel je dat?’, vroeg meester.
’Nou, als je de onderkant van de trui boven hebt.’
Meester Korneel dacht na.
’Dat zou betekenen dat ik mijn trui dan boven ste onder ste binnen ste buiten ste achter ste voren aan heb?’
’Onder ste boven ste achter ste voren ste buiten ste binnen is mooier meester’, zei Gjalt.
Meester schudde zijn hoofd. Toen gaapte hij.
’Doe alsjeblieft je trui ook goed aan, meester’, zuchtte Janke. ‘Dit is echt geen gezicht.’
Meester trok de handen uit de mouwen van zijn trui. Hij wurmde zich uit zijn trui.
’Nee hè’, kreunde hij’, dat heb ik weer?
’Meester, wat voor shirt heb je aan?’, vroeg Henke. ‘Het lijkt wel een pyjamajas.’
Meester zuchtte.
’Help, ik heb mijn pyjamajas nog aan.’
We keken elkaar aan. Daarna lachten we. Meester keek sip. Wij genoten.
‘Erger kan niet’, zei meester toen we uitgelachen waren.
’Het kan altijd erger, meester’, zei Henke. ‘Bijvoorbeeld als je je pyjamajas ook nog binnen ste buiten aan had.’
‘Of achter ste voren’, zei Gjalt.
’Of allebei’, zei Elle Mieke.
’Of ook nog met de onderkant boven’, zei Henke.
Meester grinnikte.
’Heb je wel geslapen, meester?’, vroeg Humphrey.
’Ik weet nooit of ik heb geslapen heb. Ik word altijd wakker en dan denk ik dat ik goed geslapen heb.’
’Het zou helemaal erg zijn als je ook nog je pyjamabroek aan hebt onder je gewone broek’, lachte Humphrey.
’Ja, dat zou pas wat zijn’, grinnikte meester. ‘Dat ik mijn pyjama en mijn gokken aan heb.
En dat ik daar mijn gewone kleren over aan heb gedaan.’
’Meester’, zei Janke, ’heeft je pyjamabroek dezelfde kleur als je pyjamajasje?’
’Jazeker, die van jou toch ook?’, vroeg meester.
’Dus je pyjamabroek is ook geel met blauwe strepen’, vroeg Janke.
Meester knikte.
’Nou eh… ik zie een stukje van je pyjamabroek boven de rand van je spijkerbroek uitkomen’, zei Janke.
’Ha… dat zou wat zijn’, lachte meester Korneel.
Daarna keek hij naar beneden. Hij slikte een keer en deed een hand voor zijn mond.
’Dat heb ik weer’, mompelde meester. ‘Ik heb dus mijn hele pyjama aan. Hoera, maar niet heus.’
’Meester’, riep Jarno, ‘de directeur kijkt al een tijdje door het raampje.’
Directeur Zwarfdreumer kwam binnen.
´Ben je uitgeslapen Korneel?´, vroeg hij.
Meester zei niets.
’Je bent hier vannacht ook al geweest’, zei de directeur.
Meester Korneel keek verbaasd. Hij fronste zijn wenkbrauwen.
’Jij was aan de beurt. Wanneer er een inbraakalarm is,dan wordt jij gebeld. Weet je nog?’
’Hmm… ja… er begint een belletje te rinkelen.
’Precies! Ik weet wat er is gebeurd. De alarmbel rinkelde vannacht in school. En jij werd gebeld. Je hebt slaperig je kleren over je pyjama aan getrokken. Daarna ben je bij school geweest om het alarm af te zetten. Klopt dat?’
Meester Korneel krabde aan zijn kind.
’Dat kon wel eens kloppen’, mompelde hij.
’Daarna ben je naar huis gegaan’, zei directeur Zwarfdreumer. ‘Tot slot ben je weer in bed gedoken. Met je kleren aan en daaronder je pyjama.’
‘Dat kon wel eens kloppen’, mompelde meester.
’Vanmorgen stond je op. Je zag dat je je kleren al aan had. Je ging naar school. En nu staan we hier… dus.’
’Dat kon wel eens kloppen’, mompelde meester.
’Mooi, dan is dit raadsel ook weer opgelost’, zei de directeur.
Zwarfdreumer glimlachte. Hij sloop het lokaal uit en liet ons achter.
’Dat heb ik weer’, zei meester.
’Dat kon wel eens kloppen’, zei Henke. ‘en gelukkig hebben wij ook weer eens wat’, zei Henke.
Meester lachte.
’Dat hebben wij dus weer’, zei meester. ‘Ik ga nu het lokaal uit om mijn kleren goed aan te trekken.’
Wij begonnen aan onze weektaak. Even later kwam meester terug.
Hij had de pyjama in de hand en zijn kleren goed aan. Eindelijk.

Jelte van der Kooi