zondag 25 november 2012

Ik zie je


Ik zie je.

Ik kom veel in klaslokalen.
Gewoon omdat dat onderdeel is van mijn werk als trainer en adviseur in het (basis)onderwijs.

Jarenlang stond ik voor de klas en mocht ik als directeur samen met ouders en kinderen kijken naar het onderwijs.

De kinderen in mijn bovenbouwgroepen kregen een koffer en in die koffer stopte elk kind wat hij belangrijk vond: een mooi gedicht, een project over water, een straatinterview, een som over procenten, een lied,...
Aan het eind van de basisschooltijd nam het kind dan zijn koffer op en stapte voor de laatste keer door de voordeur, de wijde wereld in.

Ik schreef een boek over mijn kijk op onderwijs (alles is taal in de schatrijke school), schreef columns
( http://leesrijk.blogspot.nl/2012/10/verbazen.html ) en artikelen.
Daarnaast dacht ik mee over onderwijsprojecten gericht op leesbevordering
( http://leesrijk.blogspot.nl/2012/05/bezoek-het-stoelenbos.html ) en handelde altijd vanuit gevoel.

Pas onlangs heeft dat gevoel een naam gekregen en is alles wat ik doe is terug te voeren op drie woorden:

IK ZIE JE.

Meer is het niet, maar ook niet minder.
De komende tijd neem ik de tijd om uit te leggen wat ik ermee bedoel.

In de tussentijd schrijf ik zinnen die tussen de regels laten zien wat ik bedoel:
de leerkracht die het kind echt ziet.

Eenvoudige zinnen waar een wereld van kansen onder zit.
De kans om, samen met de ouder(s), te kijken naar het kind.

Zo nu en dan plaats ik mijn 'mijn juf...' zinnen.
Op twitter: https://twitter.com/JelteVanDerKooi ( volg de # #ikzieje )
Op facebook:  http://www.facebook.com/jelte.vanderkooi
Daar reageren mag, maar kan ook door me een mailtje te sturen: ziener@online.nl


:-) Jelte









vrijdag 23 november 2012

kees stip dictee 2012


de onderhandeling

De afgelopen weken was een schare hotemetoten te aanschouwen in en rond het lommerrijk gelegen middeleeuwse  klooster van Ter Apel. Wat opviel was hun sacrosancte houding waarbij ze leken op de goedheiligman die afgelopen zaterdag in Roermond arriveerde.

De regeringspartners delibereerden in extatische sfeer. Hier werd niet gesproken over het alcoholpromillage van Zuid-Afrikaanse wijn. Het ging over nivellering, over rigoureuze maatregelen en exorbitant hoge vergoedingen.

Het overleg ging over belastingschijven voor de puissant rijken die, zonder recalcitrant gedrag te vertonen, konden instemmen met het nieuwe belastingstelsel.

De oppositie zou later spreken van een gedrocht, een ideologische draak met 7 koppen waarbij ze de 2 à 3 A4’tjes waarop de regeringsverklaring stond zouden willen gebruiken als wc-papier. Dat was onmogelijk aangezien de maatregelen op een USB-stick werden aangeleverd.

De plannen die hier tijdens het palaveren werden bekokstoofd waren beïnvloed door de hallucinerende werking van kruiden. Met name fenegriek, basilicum, lievevrouwebedstro en cichorei waren verwerkt in de copieuze maaltijden van het goed geoutilleerde  conferentieoord.
Of, zoals een van de deelnemers het verwoorde: “Het was alsof de indigestie in mijn 'donkere kamer van Damokles' leidde tot peristaltische bewegingen van mijn slokdarm.”
Hij grinnikte erbij als een jeremiërende landbouwer met cariës .

De bewindslieden gingen pragmatisch te werk. Het was desalniettemin een tantaluskwelling, een odyssee, waarbij ze meermalen werden geïnterrumpeerd. Burleske narren liepen rond terwijl ze goochelden met tabletten vol hiëroglyfen. Ook lispelden rabiaat ogende ridders, gehuld in maliënkolders, over bedragen die gemaximeerd moesten worden.

Electorale strategieën gingen over tafel  terwijl onder de tafel door schildknapen werd gebingood.
De status quo in de onderhandelingen werd abusievelijk doorbroken door een fysieke interruptie van de voorzitter die enige authenticiteit niet kon worden ontzegd. Later bleek dat hij een latrelatie had met de manipulerende secretaris.
Samen dansten ze de quadrille waarbij de melodieën leken op de artilleriebeschietingen die ze later constant zouden horen in de Tweede Kamer.
Lethargisch werd aan het eind van de sessies het document geparafeerd  en daalde de rust weer in het mooie Westerwolde. 

donderdag 22 november 2012

Sinterklaas op school


De intocht

Meester Korneel beleeft veel en veel te veel.
’Leuk bedacht, meester!’, zei Yorinde.
’Wat is leuk bedacht, en door wie?’, vroeg meester een beetje verdwaasd.
’Nou, gewoon. De manier waarop Sinterklaas net op school kwam. Dat heb jij toch geregeld?’
Meester stond wat te draaien en wreef over zijn kin.
’Ik?’, vroeg hij.‘Ik? Eeeeh ja… hmmmpfff… tja, ik zat inderdaad in de sinterklaas commissie. Sterker nog, ik was in mijn eentje de Sinterklaascommissie. Ja, leuk hè?’.
’Helemaal te gek meester’, zei Henke, ‘dat er vanmorgen opeens een bushalte bij school stond. En dat de bus deze keer zo maar bij school stopte om Sinterklaas uit te laten stappen.’
’Grappig ook om met hem af te spreken dat hij net moest doen of hij struikelend de bus uit zou komen vallen’, lachte Charlie.
’Ja, grappig’, zei meester flauwtjes.
’Wel erg toevallig dat er net ook een rolstoel klaar stond waar Sinterklaas toen in moest gaan zitten omdat zijn enkel zogenaamd verzwikt was’, zei ik.
’Ja, erg toevallig. Ik dacht toch werkelijk…’, mompelde meester nog even verder terwijl hij nog een keer aan zijn kin wreef.
’Ook leuk dat die zwarte pieten van de andere kant op een fiets aan kwamen fietsen. Net of ze de bus hadden gemist, meester. Hoe bedenk je dat?’, vroeg Humphrey.
’Ja, hoe kom je er op?’, vroeg meester. ‘Hoe kom je er weer af?’, vroeg hij daarna.
‘Wat ben je afwezig meester!’, zei Yorinde. ‘Wij vonden het leuk en we geven je eigenlijk complimentjes maar je straalt helemaal niet zoals je anders kunt stralen als je een complimentje krijgt.’
’Ja, en zo vaak krijg je heus niet een compliment van ons’, zei Charlie guitig.
’Ik eeehhh… ja… hhhmmmpppfff… eeehhh… hoe zit het ook al weer?’, mompelde meester.
’Kijk dus… weet je, ik hhhmmm ja, ik zit inderdaad in de sinterklaascommissie. Ik mag dit jaar alles weer regelen maar Sinterklaas heeft volgens mij zelf dingen geregeld die ik niet geregeld heb. Hij heeft geluisterd naar mij maar hij heeft het niet gehoord. Of hij heeft mij gehoord maar niet begrepen. Of hij heeft begrepen maar niet gedaan wat we hadden afgesproken. Of hij heeft eeehhh… gedaan wat oude wijze mannen wel vaker doen…’, zei meester raadselachtig.
’Wat doen oude mannen wel vaker, meester?’, vroeg ik.
’Nou, gewoon, die doen wat ze zelf het beste lijkt. Ze luisteren wel maar hebben ondertussen hun eigen plan. Ze overleggen wel maar ze doen daarna niets met wat er is overlegd. Dat doen oude mannen wel vaker. Die ervaring heb ik tenminste met directeur Zwarfdreumer. En nu dus ook met die wijze oude man die zo één keer per jaar uit Spanje komt met een gestoomde boot vol pakjes en wat hulpen die voor hem het dak op gaan.’
Meester zuchtte.
’Begrijp ik goed, meester’, zei Gjalt, ‘dat Sinterklaas op een andere manier op school is gekomen dan jij met hem had afgesproken?’
’Tja… dat begrijp je goed’, zuchtte meester Korneel een oerdiepe zucht.
’Een Sinterklaas met zijn eigen idee! Leuk toch?’, zei Gjalt. ‘Dan kun je er voor zorgen dat hij volgend jaar jouw idee uitvoert. Hoef je ook niets nieuws te bedenken.’
Meester knikte eerst met zijn hoofd, daarna schudde hij zijn hoofd.
’Volgend jaar zit ik niet in de Sinterklaascommissie’, zuchtte hij een oerknaldiepe zucht die van lichtjaren ver leek te komen.
’Maar wat had jij dan bedacht en overlegd, meester?’, vroeg Yorinde. ‘Dat kun je nu toch wel vertellen.’
’Tja… dat is denk ik wel goed. Nou, vooruit dan maar. Ik had met Sinterklaas afgesproken dat hij op een trike zou komen. De trike van de vader van Majorie. Die trike hebben jullie allemaal wel eens gezien, toch?’
Meester keek om zich heen en zag allemaal knikkende hoofden. Iedereen knikte, behalve Majorie. Ik zag het maar meester zag het niet.
’Die driewielende motorfiets dus. Daar zou Sinterklaas mee komen. Hij zou achterop de trike zitten, achter Majories vader. Ze zouden het schoolplein op komen scheuren, dan een rondje rijden en slippend vlak voor directeur Zwarfdreumer tot stilstand komen. Zo zou het gaan. Hij zou ook later dan half negen komen want we hadden afgesproken dat hij net zou doen of hij zich zou hebben verslapen.’
’Leuk bedacht, meester. Dan zouden de kinderen dus in spanning zitten of hij wel zou komen’, zei Gjalt.
’Yep, zo zou het gaan. Hij zou pas tegen kwart voor negen komen en directeur Zwarfdreumer en de anderen zouden wat zenuwachtig heen en weer lopen en mij vragend aan zouden zitten kijken. Ik zou dan natuurlijk net hebben gedaan dat ik van niets wist en dat ik niet wist waar hij bleef. Ik eeehhh… tjs… dusss… hhhmmm… ik zou dan om ongeveer tien over half negen zeggen dat eeehhh… ik niets had geregeld omdat ik dan zogenaamd zou hebben gedacht dat directeur Zwarfdreumer aan de beurt zou zijn geweest om te overleggen met Sinterklaas. Zoiets dus. Maar in plaats daarvan kwam Sinterklaas zo maar met de bus, valt struikelend van de laatste tree en wordt met een rolstoel naar binnen gereden. Hhhmmmpppfff… dusss…’
’Dat is niet leuk, meester’, zei Humphrey. ‘Maar stiekem toch wel een beetje. Sinterklaas die dus wat anders doet dan jij had afgesproken… ha!’
’Was het trouwens wel dezelfde Sinterklaas als vorig jaar, meester?’, vroeg Elle Mieke. Ze keek, terwijl ze de vraag stelde, naar Janke.
’Volgens mij niet’, zei Janke.
’Hoezo?’, vroeg meester.
’Nou, hij had een bril. Onze Sinterklaas had toch nooit een bril?’, vroeg ze.
’Misschien is hij kippig geworden’, zei meester.
’Daarom zag hij de onderste tree van de bus ook niet, natuurlijk’, lachte Henke.
We keken elkaar wat aan.
’Het leek wel of Sinterklaas ook wat minder groot was dan anders’, zei Jarig.
’Hoe ouder, hoe kleiner’, zei Gjalt droog.
We keken elkaar wat aan.
’Eeehhh, meester?’, vroeg Okki opeens.
We keken haar wat aan.
’Mijn moeder is toch zwarte piet?’, vroeg ze stilletjes.
’Ja, lijkt me wel. Wat zou ons Sinterklaasfeest zijn zonder jouw moeder als zwarte piet’, lachte meester eventjes.
’Nou eeehhh… mijn moeder is hier niet in school. Die fietsende zwarte pieten… mijn moeder was daar niet bij hoor.’
We keken elkaar wat aan.
Alsof het raadsel nog niet groot genoeg was deed Majorie ook nog een chocoladeduit in het zakje.
’Meester, mijn vader heeft echt zijn trike wel gepoetst en klaargezet vanmorgen hoor!’, zei ze kalm.
Meester keek haar verbaasd en verdwaasd aan. Hij wreef nog een keer over zijn kin en keek nog een keer, nog verbaasder en verdwaasder naar Majorie.
’Hoe lang bedenkt een leerkracht altijd die intocht, meester?’, vroeg Gjalt. ‘Ik bedoel, hoeveel jaar zit je normaal gesproken in die commissie?’
’Drie’, zei meester kort.
’Als ik me goed herinner, meester, dan had je het al drie jaar georganiseerd. Drie jaar terug met die auto-ambulance, twee jaar terug met die helikopter die niet kon landen en vorig jaar dat Sinterklaas in school in slaap was gevallen… Je hoefde het dit jaar volgens mij helemaal dus niet te organiseren’, zei Gjalt.
Meester Korneel draaide zich om en keek verschrikt naar de klok. Tien voor negen. Tegelijkertijd knetterde het diepe geluid van een pruttelende motor voor school langs. We hoorden de motor vaart minderen en wisten allemaal wat het betekende.
’Mijn vader’, fluisterde Majorie. ‘Op onze trike.’
Meester sloeg zich tegen zijn voorhoofd.
’Nee hè, heb ik weer’, riep hij. Meester Korneel rende het lokaal uit om te redden wat er te redden viel. We renden allemaal achter hem aan om te kijken wat hij zou doen om te redden wat er te redden viel. We bleven in de gang allemaal stokstijfstil staan.
Daar stond meester Korneel, naast directeur Zwarfdreumer. Daar stonden vier zwarte pieten elkaar een beetje bedremmeld aan te kijken. En daar stonden twee Sinterklazen. De busSinterklaas en de trikeSinterklaas. Ze schudden elkaar hartelijk de hand en begonnen opeens te lachen met bulderende Sinterklaaslachen. Mevrouw Krankheimer, de schoolschoonmaakster die op Sinterklaasdag ook altijd aanwezig is om iedereen chocolademelk te geven, rende van lokaal naar lokaal en zei tegen de juffen en de meesters dat ze de kinderen absoluut in de klas moesten houden. Ook wij werden ons eigen lokaal weer ingedreven door mevrouw Krankheimer.
Vijf minuten later kwam meester Korneel weer binnen.
’Directeur Zwarfdreumer was dit jaar de Sinterklaascommissie’, mompelde meester.
’Hij had een andere Sinterklaas gevonden omdat hij dacht dat die van mij niet meer kon… dusss…’
’En nu, meester?’, vroeg Henke.
’Twee Sinterklazen. Ze gaan om en om een klas in, met vier zwarte pieten… dusss…’
’Lachen, meester’, zei Okki bevelend. ‘Dit is pas humor!’
’Hmmm… je kon wel eens heel erg gelijk hebben… heb ik weer…’
Meester lachte wat zuinigjes.
’Gaan we nu onze cadeautjes uitpakken, meester?’, vroeg Henke. ‘Ik heb erg mijn best gedaan op mijn gedicht en de surprise.’
’Gedicht?’, schrok meester Korneel. ‘Surprise?’, zei hij daarna nog meer verschrikt.
We keken hem teleurgesteld aan. Toen begon hij breeduit te lachen.
’Grapje’, zei hij. ‘Laten we maar snel beginnen. Dit is toch al een dag vol surprises’


zaterdag 17 november 2012

1051 woorden


Ik kijk naar de boom die net de schuur heeft vernield.
De littekens op de plekken waar takken hebben gezeten grijnzen. Ze kijken vol minachting op me neer omdat ze me terecht verantwoordelijk houden. De schuur is gespleten. De ziel die er in huisde is weggevlogen. De bijl komt tot rust in mijn natrillende handen. Het roestige staal wil me wat zeggen maar ik versta het niet. Misschien is het gelukkig omdat het nog een maal is gebruikt waar het dat niet meer had verwacht. Misschien kan hij nu sterven, de bijl, of denk ik dat van me zelf. De schuur kreunt. Wanneer ik tussen de spleetjes van mijn telkens dichtvallende oogleden kijk zie ik scherven glas in de sponning zitten. Ik weet wat er achter te vinden is in de ruimte die tot voor een uur geleden een ruimte was maar nu een onderdeel van de hemel is. Ik zou vuur moeten maken en de schuur er in laten verdwijnen maar mijn lijf heeft de kracht niet om een lucifer af te strijken.
Ik wil slapen zonder dromen. Maar meer nog dan dat is er nog dat andere. Ik wil mijn lichaam terug. Ik wil het gevoel terugkrijgen dat ik meer ben dan dit vermaledijde lijf, dit benige lijk dat niet de moed heeft om dood te gaan omdat de dood te makkelijk is en een overwinning zou zijn voor Ben. Of God. Of Hitler.
De planken van de schuur zuchten en vallen me bij voordat ze onder het gewicht van de boom de Bens beeldjes van hun zorgvuldig gekozen plek stoten.
De grillige littekens raken de beelden die Ben maakte uit de takken van de bomen. Zo zijn ze weer bij elkaar. Deze cirkel is rond waar die van mij gebroken is. Ik moet mijn lichaam terug omdat nooit iemand dichtbij me zag en voelde dat mijn lichaam meer is dan een lijf. Niemand behalve Rachel of Lea, of misschien Anne.

                                                                              *
De lucht om me voelt er normaal gesproken niets van wanneer ik juich. En als ik al juich dan zie je niet meer dan dat ik mijn verschrompelde blauwgeaderde handen tot vuisten balen mijn mondhoeken licht omhoog beweeg. Het is nu zesendertig dagen geleden dat ik Ben vond. Toen heb ik mijn handen op een manier omhoog gegooid die past bij de algemeen geldende opvattingen omtrent juichen. Ik heb de lucht uit mijn longen geperst waarbij ik het idee had dat de lucht een dieprode kleur had. Ik was licht in mijn hoofd doordat een langvergeten hormoon mijn hersenen raakte. Het rood uit mijn longen vond buiten het huis een weg. Ik heb met mijn juichende handen de zonnestralen die ik kon pakken vastgegrepen. In ruil daarvoor heb ik de wolken die overdreven verder geblazen met elke rode schreeuw. Ik stond buiten terwijl Ben binnen lag in het huis dat zich nu maar even over hem mocht ontfermen. Ik had andere dingen te doen. Maar het eerste dat ik deed was schreeuwen, net zo lang tot ik geen zonnestralen meer vast kon pakken en de blauwe lucht die ik in mijn longen wilde binnenlaten zwart was. De wolken dreven verder en namen mijn stem mee. Ik heb niet weer gesproken dan het moment dat zijn as was afgekoeld.

                                                                              *

Het is natuurlijk onmogelijk om een stem uit te tekenen. Toch heb ik de tijd voor de verassing van Ben gebruikt om een poging te doen zijn stem te tekenen. Er kwam niets bruikbaars uit mijn vingers. Die hadden het te druk met juichen en mijn lippen ondertussen lieten niet toe dat er geluid over kwam. De weinige mensen die ik tegen kwam dachten dat ik rouwde en ik liet ze in die waan. Ondertussen vierde ik het feest dat ik veel eerder had moeten organiseren. Ze dachten dat mijn lippen gesloten waren vanwege de woorden die ik nooit meer zou horen, de handen die ik nooit meer zou voelen, de gesprekken die nooit meer op gang zouden komen en de adem die ik nooit meer zou ruiken. De werkelijkheid stond ver af van hun waarheden. Mijn lippen waren dicht omdat ik geen woorden wilde zeggen zolang zijn lichaam nog een lijk was. Ik zweeg zoals ik feitelijk altijd had gezwegen als hij in de buurt was en de ruimte om me en in me vulde. Het leek me ongepast om de ruimte om hem heen te vullen met de dode betekenisloze woorden waar hij nu toch niet naar zou luisteren. Hij had nooit geluisterd. Hij praatte alleen maar met vooral zijn handen die me altijd en overal raakten. Hij speelde piano op mijn huid maar de melodie klopte niet.

                                                                              *
De lucht in de keuken was anders. Het was ook vooral niet de geur die er was maar meer de lucht die er niet hing. Het raam stond open en ik kon zien waar hij gestaan had terwijl hij zijn laatste sigaret had gerookt. De peuk lag op de rand van de wasbak en het water waarmee hij zijn verslaving had gedoofd stroomde nog. Ik kon in gedachten ook zien hoe hij had gestaan maar dat beeld vervaagde snel doordat ik in beslag werd genomen door de manier waarop hij lag. De keukenvloer was zwart wit geblokt. Ben lag diagonaal over de vierkanten die hij zelf had gelegd op een van de spaarzame momenten dat ik er niet was. Ik heb hem laten liggen en wilde hem niet aanraken. Er was niet veel ruimte om hem heen maar ik ben op de grond gaan zitten. Met mijn vingers probeerde ik met gesloten ogen vast te stellen of de grenzen tussen de verschillende blokken voelbaar waren. Het was niet zo. Ik raakte het vinyl aan in de stellige wetenschap dat het de enige keer ooit was dat ik het zou aanraken. In mijn hoofd kwam het beeld van een piano in me boven drijven. Ik had de piano eerder gezien, lang geleden, en wist dat de tranen die ik voelde op de zwart witte toetsen van de keukenvloer zouden komen. Ik zag samen met de piano ook de viool van mijn vader. Ik hoorde de klanken, ik rook de geur van zijn huid. En juist die geur vulde de ruimte om Ben. De geur van dood, de geur van mijn vader, levend, en toch zo dood voor mij.