woensdag 12 december 2012

de omstekoppe kerstboom


                      
meester Korneel, zijn klas (en natuurlijk directeur Zwarfdreumer en mevrouw Krankheimer) op zoek naar goed nieuws

Kijk eens anders naar nieuws
Kijk eens naar ander nieuws
Kijk eens omstekop...

fijne omstekoppe kerst gewenst!

Jelte


de omstekoppe kerstboom

 ‘Meester, er wordt op de deur gebonsd’, riep Charlie.
We zaten gezellig in de klas, een beetje niets te doen, op weg naar de kerstvakantie. Verstrooid keek meester Korneel op uit het boek dat hij las.
Hij fronste zijn wenkbrauwen en mompelde:
‘Ach ja, natuurlijk, dát is het.’
 Elle Mieke en Charlie keken elkaar hoofdschuddend aan.
‘Wat is het, meester?’, vroeg Elle Mieke.
Meester antwoordde in eerste instantie niet. In plaats daarvan stond hij op uit zijn luie stoel en liep naar de deur.
‘Komt er nog wat van’, klonk het schel dwars door de deur.
We herkenden de stem van mevrouw Krankheimer, de schoolschoonmaakster.
Meester Korneel haastte zich en gooide de deur met een wijds gebaar open. In de deuropening verscheen een kerstboom. Aan het gezucht te horen had mevrouw Krankheimer moeite om de kerstboom over de drempel te krijgen.
‘Je zou me kunnen helpen, Korneel’, riep ze dwars door de kerstboom heen.
‘Ja, dat zou je kunnen doen, meester’, zei Humphrey.
Meester haalde zijn handen uit zijn zakken
Zuchtend lukte het meester Korneel en mevrouw Krankheimer om de kerstboom het lokaal in te krijgen.
‘Nou, plezier ermee’, zei mevrouw Krankheimer kortaf.
Meester sleepte de boom naar het midden van de klas.
We legden onze leesboeken op tafel en keken toe.
‘Dit jaar gaan we het anders doen’, zei meester Korneel.
‘Dat is dan wel bijzonder’, zei Humphrey. ‘Dan doen we dus een keer normaal want je doet altijd al anders. Als je nu anders doet dan anders doe je weer normaal.’
Meester keek wat ongelukkig maar hij reageerde niet. In plaats daarvan dook hij de berging in.
Vreemde geluiden kwamen de klas in en toen meester Korneel het lokaal weer binnen kwam waren we niet echt gerust.
Hij had een hamer bij zich en een flink stuk scheepstouw. Hij sleepte de ladder achter zich aan en zette die naast de kerstboom.
‘Wat doe jij nou, meester?’, vroeg Okki.
‘Geen idee’, zei meester. ‘Het moet anders dit jaar. Ik ben het zat. Ik ben er flauw van. Het moet maar eens afgelopen zijn.’
‘Wat moet afgelopen zijn, meester?’, vroeg Elle Mieke.
‘Al dat negatieve gedoe. De kranten staan vol met dingen die níet goed gaan. Oorlogje hier, hongersnoodje daar, ongelukje zus, geen geld zo, geen van dit en van dat, geen gezus en gezo. Dat dus, daar heb ik genoeg van. En weet je waarom iedereen het over slecht nieuws heeft?’
Hoofdschuddend keken we elkaar aan.
‘Omdat het te goed gaat. En het is niet leuk om over leuke dingen te horen. Dat is zo gewoon. Er gaat veel meer goed op deze wereld dan dat er fout gaat. Daar moeten we het maar eens over hebben.’
We knikten.
‘En daarom…’
Meester maakte zijn zin niet af. In plaats daarvan timmerde hij een plankje aan de onderkant van de kerstboom. Vervolgens bond hij het stuk scheepstouw om de plank en zette de ladder neer.
‘Bedoel je met goed nieuws dat ik bij judo de beenveeg heb geleerd?’, vroeg Charlie.
Meester Korneel knikte.
‘En dat ik kerstkransjes heb gebakken zonder dat ze zwart werden?, vroeg Elle Mieke.
‘Of dat ik deze zomer vissen uit de vijver heb gered die te weinig zuurstof hadden’, vroeg Humphrey.
‘En dat ik met losse handen kan fietsen’, zei Jorien.
Meester straalde.
‘Kijk, dat bedoel ik dus. Er gaan veel meer dingen wel goed dan niet. En daarom deze kerstboom.’
Meester haalde drie plafondplaten uit het plafond en zette die op de grond. Hij pakte het scheepstouw en deed dat over een houten balk die zichtbaar was geworden. Hij daalde van de trap af en trok aan het touw. De kerstboom kwam, met de onderkant als eerste, los van de grond. Het scheepstouw schuurde om de balk terwijl meester de kerstboom omhoog trok, net zo lang tot de top van de boom anderhalve meter boven de grond hing. Het uiteinde van het touw knoopte hij vast aan de plank bij de stam van de kerstboom waarna hij van een afstandje keek naar zijn kunstwerk.
We applaudisseerden en meester maakte een buiging.
‘Toen ik jong was…’, begon meester Korneel.
‘Ben je jong geweest, meester?’, riep Charlie er tussen door.
Meester gaf Charlie een aai over zijn bol en vertelde verder.
‘… toen gebruikte ik vaak het woord omstekop. Als ik onderste boven hing op een duikelrek dan zag ik de wereld omstekop. Als ik op de bank in de kamer lag dan fantaseerde ik dat ik op het plafond kon lopen en omstekop kon kijken. Dan zag de kamer er opeens heel anders uit. Deze kerstboom, jongens en meisjes, is een omstekoppe kerstboom. En we gaan hem nu optuigen.’’
Het daaropvolgende half uur waren we bezig om de kerstboom te versieren. Om de beurt zochten we een kerstbal uit en hingen die in de omstekoppe boom.
Meester Korneel keek er van een afstand naar en wreef zich over de kin.
‘Stop maar even’, riep hij.
‘Kijk, nu hebben we een mooie boom maar ik mis nog wat…’
‘Dat denk ik ook wel eens, meester. Dat jij wat mist bedoel ik’, zei Charlie.
Meester glimlachte.
‘Directeur Zwarfdreumer komt straks vast commentaar leveren op onze geweldige boom. Hij zal er niets van snappen maar ik heb een idee.’
Meester liet even een stilte vallen. Hij liep naar zijn bureau, pakte een schaar en een vel papier en knipte een cirkel. Hij pakte een stift en schreef op de cirkel.
‘Straks maakt iedereen zijn eigen kerstbal en op die kerstbal schrijf je je goede nieuws van dit jaar. Dat hangen we in de boom, in onze goed nieuws kerstboom.’
We knikten instemmend en gingen aan de slag. Binnen twintig minuten hing de boom vol met onze goed nieuws ballen.
Tot slot pakte meester Korneel de piek en hing die onder aan de top van de boom.
‘Dus dit is hem’, zei meester.
Opeens werd de deur van het lokaal open gegooid.
Mevrouw Krankheimer en directeur Zwarfdreumer stormden naar binnen.
‘Kijk! Kijk dan!’, brieste mevrouw Krankheimer. ‘Hij zou ook eens een keer normaal doen’, zei ze tegen de directeur.
‘Tja, dit is wel weer eens wat anders dan anders’, mompelde hij.
‘En dus is het gewoon’, zei Charlie.
Directeur Zwarfdreumer en mevrouw Krankheimer stonden plotsklaps stil.
‘We hebben een omstekopboom’, zei Elle Mieke in de stilte die was gevallen.
‘Met goed nieuws kerstballen’, vulde Humphrey aan.
‘Iedereen heeft goed nieuws opgeschreven. Lees maar eens’, zei Okki die naar de boom was gelopen.
‘Omdat op het nieuws zoveel slecht nieuws is’, zei Majorie.
Okki las een kerstbal:
‘Ik kan een fietsband plakken wanneer die lek is. Dat heeft Jorien geschreven.’
‘Dat is knap’, zei directeur Zwarfdreumer. ‘Dat kan ik zelfs nog niet.
‘En deze. Hier staat op dat Gjalt geen last meer heeft van nachtmerries.’
‘Dat is mooi’, zei mevrouw Krankheimer. ‘Dat lukt mij zelfs nog niet.’
‘En Henke schrijft dat zijn vader en moeder getrouwd zijn.’
‘Ik snap het’, zei directeur Zwarfdreumer. ‘Dat is een warm idee. Maar vertel eens, wat heeft meester Korneel er opgezet dan?’
Okki zocht de goed nieuws bal van meester maar die was onvindbaar.
‘Nou, Korneel, vertel eens, wat staat er op die van jou?’, vroeg mevrouw Krankheimer.
Meester Korneel zuchtte.
Hij keek naar zijn tafel en dan naar ons.
Okki zag de ogen van meester naar de tafel gaan en liep er naar toe.
Ze pakte de cirkel en las:
‘Dat het mij steeds beter lukt om goede gesprekken te voeren met directeur Zwarfdreumer’ las Okki.
‘Nou, dat is mooi’, zei directeur Zwarfdreumer. ‘Dat valt mij inderdaad ook op’, mompelde hij er achter aan en glimlachte zuinig.
‘Ik ben nog niet klaar hoor’, zei Okki.
‘…En dat mevrouw Krankheimer eigenlijk een schat van een bizoender mens is’, las Okki.
Mevrouw Krankheimers ogen werden groot.
‘Meen je dat, Korneel’, vroeg ze stilletjes.
Meester Korneel knikte.
Charlie draaide op zijn stoel en lachte.
‘Meester. Je zegt toch altijd dat bizoender zo bijzonder is dat je het zou willen kussen?’
Meester knikte. Alle kinderen knikten.
Meester liep naar mevrouw Krankheimer en gaf haar een kus op de wang.
‘Een goed nieuws kus, een kerstkus’, zei hij.
Mevrouw Krankheimer glimlachte.
‘Eigenlijk ben je wel een geschikte peer’, zei ze, om er even later aan toe te voegen: ‘Maar je zorgt er wel zelf voor dat die kerstboom weer gaat landen als het vakantie is. En dat je hem zelf afvoert!’
Meester Korneel knikte.
Okki hing de woorden van meester Korneel in de omstekoppe kerstboom tussen al het andere goede nieuws.
Directeur Zwarfdreumer sloeg meester Korneel bemoedigend op de schouders en liep samen met mevrouw Krankheimer het lokaal uit.
‘Dat moeten meer scholen doen… zo’n goed nieuws boom’, zei directeur Zwarfdreumer.
‘Mee eens’, zei meester Korneel. ‘Daar ben ik het helemaal mee eens.’


Jelte van der Kooi.
Meester Korneel, wie kent hem niet!
Al een paar jaar loopt hij met mij mee.
Vorig jaar verscheen er een glossy magazine waarin zeven bizoendere verhalen staan:


Ook komt meester Korneel op scholen.
Hij vertelt zijn bizoendere avonturen (verhalen zo bijzonder dat je ze zou willen kussen).
Wil je meer weten over meester Korneel, over zijn optredens of waar het magazine te koop is, mail me dan even:
ziener@online.nl
En misschien zei je me dan een keer bij je op school, of geef je me de opdracht om een meester Korneel te schrijven, speciaal voor jou!


  

maandag 10 december 2012

De aanvallende kerstboom



Waarschuwing: Het volgende verhaal is enorm 'over the top'

Een echte meester Korneel kerstboom

We zaten gezellig in de klas, een beetje niets te doen, op weg naar de kerstvakantie. Plotseling werd er op de deur gebonsd. Meester Korneel liep naar de deur en opende hem.
Het was Manus, de klusjesman van school die altijd in slobberbroeken en gerafelde truien rondloopt met een volgesnoten zakdoek in zijn linkerslobberbroekbroekzak. Als ik zo op school zou komen zou ik meteen weer terug naar huis worden gestuurd door de directeur, maar Manus… Ach… laat ik niet afdwalen… Manus stond dus bij de deur en even later wisten we waarom en waarmee. Ik hoorde meester Korneel ‘dank je wel’en ‘tsjonge jonge, wat een gevaarte’ mompelen. Meester Korneel deed even later zijn best om een gigantische van een kerstboom tussen de deurposten door te wurmen. Met gesteun en gemorrel en geknars lukt het meester om de kerstboom in de klas te krijgen. En wij, de allerliefste en meer dan allerbraafste kinderen uit zijn klas, keken toe zonder een hand uit te steken. We zouden met ons zestienen ook handen te kort komen om de kerstboom te helpen sjouwen.
Daar stond de boom dan, vastgehouden door meester Korneel die zich leek te verstoppen achter de dennennaalden. ‘Dus?!’ mompelde hij. ‘Dit is hem. Kon minder’.
’Meester?’, vroeg Charlie.
’Ja Charlie’, antwoordde meester met een ietwat vermoeide stem.
‘Wat is dat, meester?’vroeg Charlie een beetje simpel.
‘Grmpf, tsss, duzz, ha die hé… Wat het is… dat zie je toch… dit is een eh eh winterse afstammeling van een sneeuwklokje. Nee eh het is… een kikker die zich vermommend heeft aangekleed met groene spelden uit de speldenverzameling van het stekelvarken. Of nee… alle gekheid op twee stokjes. Het is een om-te-lachen-kunstwerk, gemaakt door de overijverige vrouw van onze directeur die tijd over had tussen het eind van de morgen en het begin van de middag. Dit, Charlie is eh… tja, zal ik het dan maar gewoon zeggen: dit is een uit de kluiten gewassen onopgetuigd boompje met heimwee naar de zomer. En wij… wij gaan hem optuigen.’
Meester Korneel keek om zich heen.
’Dat is beter dan aftuigen, meester’, zei ik, maar meester reageerde niet echt op mij. Hij keek de kerstboom diep in de ogen en sjouwde hem steunkreunend naar een hoek van ons lokaal.
’Bedankt voor het helpen slepen’, zei hij nog.
’Graag gedaan, meester’, zei Elle Mieke jolig.
 ‘Jongens en meisjes, we gaan de kerstboom versieren. Ik heb dit jaar mooie zilvergrijze kerstballen gekocht. Dit jaar eens geen ratjetoe van husteldefrutsel bij elkaar geraapte ongeregelde kerstballen maar nette zilvergrijze ballen, allemaal van dezelfde grootte’.
Meester Korneel zweeg. Wij zwegen ook allemaal. Zo was het drieëntwintigeneenhalve seconde stil in de klas, bijna een nieuw record.
’Grapje zeker, meester?’, zei Gjalt met een gezicht waaraan ik niet kon aflezen of hij lachend zou gaan huilen of huilend zou gaan lachen. Mijn gezicht zal ook zo hebben gestaan. Meester Korneel kan soms gekke dingen zeggen en bizoendere fratsen uitfratsen maar dit sloeg wel alles. Elk jaar was de kerstboom in de klas van meester Korneel de meest fantastische, superlelijke, schaterlachopwekkendste kerstboom die je maar kunt bedenken. Met hele en halve gebarsten en ongebarsten kerstballen uit het jaar 0, engelenhaar dat zo geel was dat het er bijna oranje uitzag, met een piek, zo krom als de tenen van de heks uit Hans en Grietje en lichtjes die flakkerden en flikkerden en flonkerden op een manier dat je er wel bijna zwart-witte hoofdpijn van zou kunnen krijgen. Zo’n geweldige kerstboom dus was er altijd in de klas van meester Korneel. Elk jaar een kunstwerk, een optelsom van oud en nog ouder, van lelijk en nog lelijker, van … zo’n kerstboom dus. En nu, nu wij eindelijk bij hem in de klas zaten vertelde meester dat er nieuwe zilvergrijze kerstballen in de boom zouden komen!
Terwijl wij stil bleven zitten had meester Korneel een paar nieuwerwetse dozen tevoorschijn gehaald. Met grote gebaren opende hij de dozen, haalde uit één van de dozen een zilvergrijze kerstbal die hij daarna heel voorzichtig in de boom een plek gaf.
Wij staarden verdwaasd naar meester Korneel en naar de zilvergrijze kerstballen die hij in de boom hing. We wisten dat het de gewoonte in de klas van meester Korneel was dat iedereen mee mocht helpen met het optuigen van de boom. Maar nu bleef iedereen zitten, stomdomverbaasd en in opperste onderuitgezaktheid. Ik keek naar Jarig. Jarig keek naar mij. We haalden schokschouderend onze schouders op, we schudden onze verbaasde hoofden en bleven zitten. Wat kun je ook anders doen als je een bizoendere meester hebt die opeens gewoon doet. Dat is zo uitzonderlijk, dat is niet te bevatten. Meester Korneel neuriede ondertussen een Engels kerstliedje over een arrenslee die wordt voortgetrokken door één paard in de sneeuw en over klingelende belletjes.
Hij keek serieus van de kerstboom naar de kerstballen en zo langzamerhand veranderde vóór mij de kerstboom in een snertboom, een afschuwelijke moderne zilvergrijsgroene boom die zou passen in een tehuis voor weggelopen poedelige schoothondjes. Meester Korneel hield opeens op met waar hij mee bezig was.
’Mooi hè?’, vroeg hij terwijl hij ons een beetje vreemd aankeek.
’Meester, bent u opeens allergisch voor dennennaalden?’, vroeg Tes.
‘Allergisch voor dennennaalden? Nee, niet dat ik weet. Wel voor handen wassen met water en zeep en voor poedelige schoothondjes met een sjaaltje om, maar voor dennennaalden… nee, dacht ik. Hoezo?’
‘Nou, omdat u zo… zo… eh … raar doet sinds die kerstboom in de klas is’, mompelde Tes.
‘Raar? Ik? Ach, ik doe gewoon kerstig. Ik strooi gewoon wat nieuwe kerstballen in deze boom. Eigenlijk doen júllie een beetje raar. Jullie zitten maar wat te zitten zonder me te helpen. Het is de traditie in deze klas om te helpen met het verfraaien van de kerstboom.’
‘Het is ook een traditie, meester, dat de boom er anders uit ziet dan alle andere bomen hier in school’, zei Tes tevergeefs.
’Ach ja, van sommige gewoontes moet je wel eens ongewoontes maken. Eens even kijken. De lampjes er in en dan de piek nog. Steen, wil je wel even aan Manus vragen of hij de ladder uit de berging wil pakken en hier wil brengen. Ik zie al dat ik zo niet bij de top kan.’
Ik slenterde naar Manus en vroeg wat meester Korneel me had gevraagd. Toen ik met Manus weer het lokaal in kwam stond meester Korneel met een tevreden glimlach de boom met de ballen en de oerwitte lampjes van een afstandje te bekijken. Hij nam de ladder over, zette hem bij de kerstboom en, gewapend met de piek, zou hij de boom perfect maken. Als een krakkemikkige prins die net een oude tandenloze draak had verslagen klom hij de ladder op. Triomfantelijk keek hij om zich heen. Meester Korneel zag, toen hij bovenaan de ladder stond, dat hij verder van het topje van de boom weg was dan hij dacht. Eigenlijk had hij de ladder wat dichter in de buurt van de boom moeten zetten maar ik kon zien dat hij daar geen zin in had. Een drakenprins doet dat natuurlijk ook niet, die gaat door, ook al kan het eigenlijk niet. Meester Korneel boog wat naar voren. Hij boog nog wat verder naar voren en nog wat verder. Hij boog verder dan ver naar voren. Hij boog zo verder nog dan ver naar voren dat hij niet verder nog dan verder naar voren kon buigen. Het leek alsof de tijd maar heel langzaam vooruit ging, alsof de tijd vertraagde en daarmee de bewegingen van meester Korneel ook. Wij waren stiller nog dan stil terwijl meester Korneel met piek en al in een ontiegelijke vertraging van de ladder viel. Hij klampte zich vast aan alles wat hij vast kon pakken en stortte zo ter aarde, begeleid door een donderend geraas van brekende zilvergrijze kerstballen, knakkende dennennaalden en een zwiepzwoepende kerstboom. We durfden bijna niet te kijken naar de puinhoop die we voor ons zagen. Uit de puinhoop klonk wat steungekreun en niet veel later kwam meester Korneel gekkebekkentrekkend en trekkebenend tevoorschijn.
’Tsjonge jonge, wat een circusvoorstelling zeg’, mompelde hij terwijl hij wat dennennaalden uit zijn mond pulkte.
‘Dat kun je wel zeggen, meester’, zei Jarig.
‘De piek is in elk geval nog heel, meester’, zei Henke.
‘Tsjonge jonge, je hebt gelijk Henke. De piek is nog heel. Ik trouwens ook.’
Meester Korneel was opgelucht en maakte een diepe buiging.
Wij keken elkaar aan. Tes begon in haar handen te klappen. De rest deed mee en er volgde een staand applaus, wel drie minuten lang. Daarna liepen we met zijn allen, alsof we het hadden afgesproken, samen naar de kerstboom.
’Ga daar maar even zitten, meester’, zei Humphrey. Hij wees meester Korneel naar zijn eigen bureaustoel waarin meester zich liet vallen met de piek nog steeds tussen zijn vingers geklemd.
Jarig, Charlie en ik zetten de kerstboom overeind. Janka en Humphrey veegden de zilvergrijze scherven bij elkaar. Elle Mieke haalde uit de berging de enige echte super-de-luxte meester Korneel kerstdozen tevoorschijn. Onder luid en glorieus gejuich maakte ze de dozen open en liet de inhoud triomfantelijk zien. We gingen samen aan de slag om van de kerstboom een ‘echte meester Korneel kerstboom’ te maken. En het werd een serieuze hutseldefrutsel schaterlachopwekkende flonkerflinkerende boom. Het werd een kunstwerk zoals nog nooit een kerstboom een kunstwerk was geweest. Met oude en nog oudere kerstballen, met oranje engelenhaar dat bijna geel leek, met regenboogkleurige lampjes en met gebutste en gebatste voorwerpen die bijna niet te herkennen waren. Daar stonden we, tevreden met ons werk en trots op onze boom. En meester Korneel, hij glimlachte zijn oren nog verder van elkaar af, zo pretlachte hij.
’Zoals ik al zei’, zei hij. ‘Van sommige gewoontes moet je ongewoontes maken, of zoiets. Jongelui, mag ik tot slot de piek plaatsen?’
We keken elkaar aan en begonnen op onze beurt schaterlachend te glimlachen.
’Meester, begin daar maar niet weer aan’, zei Jarig en meester knikte.
De rest van de middag hebben we niet veel gedaan. Meester Korneel al helemaal niet, die zat glimmend en fonkelend lachend een beetje genietend naar ons en onze boom te staren.


Jelte van der Kooi

vrijdag 7 december 2012

tsjingelbel


Tsjingelbel

Paul en Inge komen bij me bij staan. Inge is het paard en Paul de koetsier want Inge heeft een paardenteugel om en Paul laat haar de goede kant oplopen. Het is zo’n kerstige dag met een zon die de ogen doet prikken, met een strakblauwe lucht. Het is zo’n dag waarop de kerstman in de lucht zijn witte strepen achter laat als hij met zijn span rendieren (Rudolf met zijn rode neus voorop) op weg is van Finland naar de rest van de wereld. De kerstman zit lekker in zijn slee en kijkt over het randje naar beneden. Hij heeft al lang geen hoogtevrees meer want hij weet dat zijn rendieren hem door het drukker wordende luchtverkeer loodsen. Rudolf en de andere rendieren genieten van de rust in de lucht, ze zweven over dorpen en steden, over wegen en landerijen, over rivieren en het platteland. Ik zie ze als ik net langs de zon kijk. Daar vliegen ze, op weg naar de kerstsfeer in de huizen, op weg naar kerstbomen en lichtjes, op weg naar….
‘Meester, goed hè?’, zegt Paul.
Ik schrik op uit mijn ‘ik zie ze vliegen’ gedachte en kijk naar Paul.
‘Goed hè?’, roept hij nog een keer.
‘Ja’, zeg ik zonder te weten wat hij zo goed vindt.
Paul beweegt de teugels op en neer en ik hoor opeens de bellen die aan de teugel vastzitten. In de zomer zijn het gewone belletjes, leuke klingelende tingeltangeltjes.
Maar nu, nu ik net de kerstman heb gezien die links van de zon door de lucht reed, zijn het opeens hele andere belletjes. Het zijn nu kerstbellen geworden. Mooie, heldere, kerstachtige klokjes.
Paul spoort Inge aan.
‘Hup paard’, zegt hij.
‘Ze is geen paard’, mompel ik.
‘Dat weet ik wel maar dat spelen we zo.’
‘Ik weet wel dat jij dat weet maar ik zou het leuk vinden als Inge vandaag een rendier is, een rendier van de kerstman.’
Paul kijkt mij aan en kijkt om het hoekje van het gezicht van Inge.
‘Is dat goed Inge. Is het goed dat je nu een rendier bent?’
Inge kijkt naar Paul en naar mij. Ik heb het idee dat ze niet helemaal weet wat een rendier is maar ze durft het op de één of andere manier niet te zeggen. Paul zit ook al in groep drie en Inge in groep één dus Paul en meester, zullen het wel weten.
Ze knikt, woordeloos.
‘Kom op rendier, we gaan er weer vandoor’, zegt Paul.
Rendier Inge en kerstman Paul gaan er tjingelbellend vandoor.
‘Tjingelbel, tsjingelbel, tsjingel all the way. Oh what fun it is to ride in a one horse open sleigh.’
Ik weet wat ik zing als ik naar binnen ga, als ik het rendier en zijn baasje huppelend de vrije ruimte zie opzoeken, op zoek naar kerst.

maandag 3 december 2012

omstekop


Omstekop

Het is vrijdagmorgen en de bel gaat zo. Een bel overigens die we niet hebben. Een simpel “we gaan naar binnen!” is meestal wel voldoende om de meute in beweging te krijgen en ze in de richting van het klaslokaal te laten vertrekken. Meestal, want soms zijn er nog kinderen die net even een spelletje af moeten maken, die net verstopt zaten en moeite hebben zichzelf zichtbaar te maken. Soms zijn er kinderen die de oren dicht hebben zitten en net doen of ze me niet helemaal gehoord hebben. Mariëtte en Jeanet niet, die gaan vanmorgen rustig naar binnen nadat ik “we gaan naar binnen!” heb gemompelroepen.
Net waren ze nog bezig om de wereld op de kop te bekijken. Mariëtte had op gymnastiek wat nieuws geleerd en dat wilde ze aan mij laten zien op het plein.
,,Meester, kijk eens wat ik kan”, zei ze enthousiast.
,,Nou, laat maar eens zien dan.”
Mariëtte ging naar de muur en maakte een handstand tegen de muur. Terwijl ze de handstand deed splitste ze haar benen en stond ze wijdbeens tegen de muur. Jeanet zette haar handen vlak bij die van Mariëtte en maakte een handstand waarbij haar voeten op de plek tegen de muur aan kwamen waar Mariëttes voeten niet stonden. Het is wat lastig uitleggen maar de twee dames stonden omgekeerd tegen de wereld aan te kijken in een handstand. De voeten naar boven, het (een heel klein beetje roder wordende) hoofd naar beneden gericht.
,,Ik ga weer terug hoor”, zei Jeanet.
,,Goed maar ik hou het nog wel hoor.”
Achtereenvolgens zetten Jeanet en Mariëtte zich af van de muur om weer op beide benen terecht te komen.
Hun in de war geraakte kleren werden weer gefatsoeneerd en helder en dapper keken ze naar mij.
,,Leuk om zo tegen de muur te staan?”, vraag ik
,,Ja, het voelt wel raar in je handen”, zei Mariëtte.
Bert stond er al een tijdje bij en zag met eigen ogen hoe de dames op de kop stonden. Hij keek afwisselend van mij naar de meiden en wist niet goed wat hij er aan had. Begrijpelijk, zeker als je in groep twee zit en de nog nooit zo hebt gestaan.
Ik voel dat Bert wat wil zeggen maar zijn mond blijft gesloten.
Met Bert loop ik naar binnen. Hij doet zijn jas uit en zijn sjaal af en wil naar de klas gaan. Jeanet is in de tussentijd naar de wc geweest en loopt langs ons.
Bert tikt me tegen mijn arm.
,,Meester, gek hè, ze stond omstekop.”
,,Ja Bert, ze stond omgekeerd. Zou ze nog wel wat hebben gezien denk je?”
,,Ik kon het niet zien of ze haar ogen ook open had.”
,,Ik ook niet Bert. Ik kon alleen maar zien dat ze omstekop stond.”
,,Ik ook”, zegt Bert voordat hij door de kleuterdeur de klas binnen gaat en zijn eigen stoel opzoekt.