dinsdag 27 december 2011

Isra


Ik struin door de woorden die ik dit jaar schreef. Ik sla bladzijden om met een veeg van mijn rechterwijsvinger.
Er komen herinneringen boven die vastliggen in elk woord.

Ik heb opeens herinneringen.
Ze zwerven met me mee
als ik eeltloos wandel
over het pad.
Warm is het zand
zoals de herinnering
die me op mijn schouder tikt.
Ik kijk achterom
terwijl ik weet
dat omkijken alleen laat zien
wat ik al weet.
De herinnering kan ik niet zien.
Alleen voelen
zoals een tik op mijn schouder.

Van de vele woorden die ik dit jaar schreef zijn de volgende me het meest bijgebleven.
Ik schreef ze eind februari, aan het begin van de opstand in Libië.
Mijn achternicht Isra woont er, ontvoerd door haar vader nadat die mijn nicht, de moeder van Isra, had vermoord.
Nu is het eind december. De opstand in Libië is voorbij, er is een nieuwe werkelijkheid.
Maar welke werkelijkheid Isra heeft? Ik heb geen idee. Ik hoop dat me dat in 2012 duidelijk wordt.



februari 2011... Isra, nachtelijke reiziger

Ik wilde mooie woorden schrijven maar ik dacht dat ik ze niet kon vinden. Ik wist tegelijkertijd ook dat ik niet zou moeten zoeken want zoeken leidt zelden tot vinden. 

Maar net, tijdens het leegmaken van mijn hoofd, viel er een woord uit, een meisjesnaam: Isra. 

Als ik de betekenis van de naam zoek en vind, weet ik direct dat ik mijn mooie woorden heb gevonden: nachtelijke reiziger. 

Isra betekent nachtelijke reiziger. Ik krijg beelden door van een meisje dat loom door het leven slentert. Negen is ze en ze lacht naar me met diep donker bruine ogen. Ze kletst mooie woorden. 
Ik hoor het aan de klanken, het ritme en de melodie. Ze zingt haar mooie woorden lachend en ik luister op afstand. Isra´s woorden doen er lang over voor ze me weten te bereiken. 
Dat komt, zo bedenk ik, omdat ik een uur achter haar aan leef. Een uur dat voelt als een lichtjaar. 
Isra roept maar ik kan niet zie naar wie ze roept. Ze lacht maar ik weet niet naar wie ze lacht. Door het uur tijdsverschil zie ik wel haar lach, hoor ik wel haar roepen maar zie en hoor niet hoe er gereageerd wordt. 
Ze weet ook niet dat ik haar zie en hoor. Ze weet niet van mijn bestaan, ik wel van dat van haar. Dat komt omdat ze een nachtelijke reiziger is. Ik zie haar in het licht van de maan die we samen delen. 
Een maan die ze een uur eerder ziet dan ik, een maan waar ze haar meisjes verhalen aan vertelt. Die maan dus, waar ik haar mooie onverstaanbare woorden van af pluk. 

Isra is een nachtelijke reiziger, net als iedereen om haar heen op dit moment. Ze leeft temidden van een volk in pijn. Te midden van een volk dat op reis is, een nachtelijke reis door een hele lange nacht. Een nacht die bijna maanloos is waardoor het donker nog zwarter lijkt. 
Hand in hand schuifelen ze, de reizigers. Daar tussen door gaat een meisje van negen. Ze huppelt langs rokken, drentelt lachend langs marcherende stramme benen, luistert naar harde woorden en zachte stemmen. 
Ze roept zonder dat ik zie naar wie. Ze betovert, laat haar bruine ogen, haar magische glazen knikkers spreken. Ze zingt woorden en verbindt gedachten ademloos met haar innemende aanwezigheid. 

Ze krijgt het voor elkaar om een heel dun schijfje maan tevoorschijn te lachen. De maan lacht om haar lachen, slaat haar melodieuze woorden op en maakt er een lied van: 
het lied van de nachtelijke reiziger. 

Isra heet ze, ze is negen. Ze is één van de nachtelijke reizigers, ze is één met de nachtelijke reizigers die door Libië zweven terwijl ze hun hart vasthouden en datzelfde hart ook laten spreken. 
Isra heet ze. Ze is mijn achternicht die niet weet dat ik haar achterneef ben. Ze woont in Libië, ontvoerd door de man die mijn nicht, haar moeder, om het leven bracht. 
Isra heet ze en ze woont een uur voor me uit. Daarom kan ik haar niet bereiken. maar zij mij wel, doordat ze woorden neerlegt op die hele dunne maan. 

Laat de nachtelijke reizigers die naast Isra lopen ook luisteren naar háár ogen en, wie weet, groeit de dunne maansikkel aan tot een volle heldere maan vol levende verhalen die we glimlachend zullen gaan lezen.

dinsdag 20 december 2011

De vondeling


De vondeling
‘Meester, wat doe je nou?’, vroeg Marieke.
‘Luisteren. Naar jouw vraag.’
‘Maar wat heb je in je handen?’
‘Hmm. Oh, dit. Foto’s’, fluisterde meester.
‘Wat voor foto’s dan, meester?’
‘Geen idee. Ik heb ze vanmorgen gevonden. Ze lagen op de stoep voor de deur van school.’
‘Oh. Buiten dus?’, vroeg Marieke verbaasd.
Meester knikte.
‘Net of ze te vondeling waren gelegd. Toen ik de envelop opende en de bovenste foto’s zag moest ik meteen denken aan dat zielige kerstverhaal dat mijn oma me elk jaar vertelde. Over een meisje dat door de sneeuw sloft. Ze had wel een jas aangetrokken maar die was niet warm genoeg. Ze kreeg koude handen en een druipneus. Zie je haar voor je, dat meisje?’, vroeg meester.
We knikten.
‘Ze wilde boodschappen doen. Omdat haar moeder ziek was en de deur niet uit mocht van de dokter. Haar moeder was in slaap gevallen en het meisje was de deur uitgelopen. Ze wilde snel naar de groenteboer. Ze wilde aan haar ouders laten zien dat ze al een flinke meid was. Dus daar liep ze door de sneeuw maar ze kon de weg niet meer vinden. Dat verhaal dus.’
We knikten. Meester had het verhaal de afgelopen dagen al wel zeven keer verteld. We kenden het van voor naar achteren.
‘Vondelingfoto’s dus, meester?’, vroeg Majorie.
Meester knikte.
‘Vondelingfoto’s. Zo maar achter gelaten. Op de stoep van onze school. Zwart wit foto’s. Het lijkt wel of het kerstfoto’s zijn. Kijk maar, hier.’
Meester Korneel hield een foto omhoog.
‘Een kribbe lijkt het wel’, zei hij er bij. ‘Misschien wel uit een levende kerststal. Een kribbe met een baby, gewikkeld in doeken. Of is het… Nee, dat zal het vast niet zijn.’
Meester fronste zijn wenkbrauwen.
‘Er staat wat op de foto. Het is met potlood geschreven’, mompelde meester. ‘Kerst 1956. Mijn eerste foto.’
Meester Korneel legde de foto neer en pakte een andere.
‘En net op het moment dat het meisje zo vermoeid is dat ze struikelt pakt iemand haar vast’, zei meester. ‘Dat zie ik dan voor me, zie je. Dat verkleumde meisje, die vallende sneeuw. Een witte koude wereld en dan zo’n meisje dat haar weg zoekt naar de groenteboer, om boodschappen te halen voor haar zieke moeder.’
We knikten.
‘Je hebt ons eigenlijk nog nooit verteld hoe het meisje heet’, zei Marieke.
Meester dacht na.
‘Lorna. Volgens mij heette ze Lorna.’
‘Maar wat staat er op die volgende foto dan?’, vroeg Marieke.
‘Een kerstboom. Met een meisje er bij. Ze kijkt naar boven.’
‘Vreemd toch, meester, die foto’s.’
‘Hmmm. Kun je wel zeggen. Kijk. Hier nog één. Kerstfeest 1959 staat er achter op. Hetzelfde meisje weer. Nu is ze een jaar of 3. Hé, het lijkt wel of ze dat dekentje van die eerste foto in haar hand heeft.’
‘Wie pakte Lorna ook al weer vast toen ze struikelde, meester?’, vroeg Gjalt.
‘Haar vader natuurlijk’, antwoordde Charlie. ‘Die kwam toevallig langs op de plek waar Lorna liep.’
‘En wat zei die vader ook al weer?’, vroeg Gjalt.
 ‘Heb ik je al weer gevonden. Dat zei de vader. Samen hebben ze toen boodschappen gedaan. Wist je dat niet meer?’, vroeg Charlie.
Gjalt schudde zijn hoofd.
‘Ik ben weer wat erg verstrooid de laatste tijd’, zuchtte hij.
‘En hier is datzelfde meisje een jaar of negen’, zei meester. ‘Weer kerst, zo te zien.’
Hij liet de foto kort zien. te kort om te zien wat er precies op stond.
Meester Korneel bestudeerde de achterkant.
‘Mama ziek. 1965.’
‘Meester, heb je al een idee van wie die foto’s zijn?’, vroeg Henke.
Meester Korneel schudde zijn hoofd.
‘Dat is wel vaker zo met vondelingen’, zei hij. ‘Die worden ergens neergelegd. Maar niemand weet waarom. Mijn oma, moet je weten, vertelde wel meer verhalen. Zo vertelde ze ook elk jaar het verhaal van het meisje dat lang geleden in ons dorp te vondeling is gelegd. Het was op de avond voor kerst. Ze hebben nooit kunnen achterhalen wie haar moeder was. En dus ook niet waarom de moeder de baby achter heeft gelaten.’
‘Waar was dat dan, meester?’, vroeg ik.
Meester keek me wazig aan.
‘Hier’, mompelde hij.
‘Hier?’
‘Ja. Hier. Voor de deur van onze krakkemikkige oude school is dat meisje te vondeling gelegd. De vader van directeur Zwarfdreumer was hier toen directeur. Hij heeft het meisje gevonden. Ze lag in een houten kistje. Met een deken om zich heen gewikkeld.’
Meester staarde naar een volgende foto. Daarna keek hij weer naar de foto’s die hij al had bekeken.
‘Nee toch. Nee, dat kan niet. Dat zal toch niet waar zijn’, mompelde hij.
‘Hoe heette dát meisje dan, meester?’, vroeg Marieke.
‘Lorna’, zei meester.
‘Nee’, zei Marieke. Ze zuchtte. ‘Ik bedoel niet het meisje dat boodschappen ging doen en verdwaalde in de sneeuw. Ik bedoel dat meisje dat te vondeling werd gelegd.’
Meester keek naar Marieke. Daarna knikte hij.
‘Lorna’, zei hij nog een keer. Vervolgens ging hij rechtop zitten en hield de foto’s omhoog.
De vondeling werd Lorna genoemd. Ze heeft dezelfde naam als het meisje uit het verhaal van mijn oma.’
Meester liet even een stilte vallen.
‘En eeeh… het meisje uit het verhaal en de vondeling zijn één en hetzelfde meisje. En ze heet Lorna.’
Weer was het even stil.
‘En ik zal het nog gekker vertellen. Deze foto’s…’
Meester liet het stapeltje foto’s zien.
‘Deze foto’s zijn van het meisje uit het verhaal. Ze zijn van de vondeling. En ze lagen hier op de stoep. Waarschijnlijk op precies dezelfde plek als waar Lorna 55 jaar geleden achter is gelaten.’
We keken verbaasd naar meester. Hij keek verbaasd terug.
‘Maar wie heeft ze dan achter gelaten?’, vroeg Marieke.
Op dat moment ging de deur voorzichtig open.
‘Mevrouw Krankheimer’, zei meester Korneel zacht.
Mevrouw Krankheimer, de school schoonmaakster, liep ons lokaal in. We zeiden niets. We konden zien dat ze net had gehuild.
‘Ze zijn van jou hè, deze foto’s’, zei meester Korneel. ‘Nooit geweten dat je Lorna heet.’
Mevrouw Krankheimer veegde een paar tranen weg. Ze knikte.
‘Dat ben ik op die foto’s. Lorna Krankheimer. Wat ben ik blij zeg, dat je mijn foto’s hebt gevonden. Waar lagen ze?’
Mevrouw Krankheimer ging op een stoel zitten.
‘Op de stoep, voor de deur. Buiten. Je had ze daar te vondeling gelegd. Zoals je daar zelf ook te vondeling bent gelegd.’
Mevrouw Krankheimer pakte een zakdoek. Ze veegde er wat tranen mee van haar wangen en snoot toen haar neus.
‘Och, heb ik ze daar laten liggen. Ik was bang dat ik ze nooit meer zou zien. Ik had ze vanmorgen mee naar school genomen om ze aan directeur Zwarfdreumer te laten zien. Maar ik was als eerste op school. Ik heb de envelop met mijn foto’s waarschijnlijk op de grond gelegd toen ik de sleutel moest pakken. Och Korneel. Wat ben ik blij dat ik ze weer heb. Ik had geen idee. Ik ben naar huis gegaan en heb daar gezocht. Ik heb de hele school doorzocht. Nooit gedacht dat juist jij ze zou hebben. Och Korneel. Geweldig.’
Mevrouw Lorna Krankheimer stond op. Ze liep naar meester Korneel. Die deed de foto’s terug in de envelop.
‘Dank je wel’, zei ze. Daarna deed ze iets wat we nooit hadden verwacht.
Ze gaf onze meester klinkende zoenen op zijn beide wangen. Daarna liep ze ons lokaal uit.
‘Dank je’, zei ze nog een keer.
‘Tsjonge jonge’, zei Marieke.
‘Zeg dat wel’, zei meester. ‘Tsjonge jonge. Wat een verhaal zeg.’




zondag 18 december 2011

meester Korneel: aanvallende kerstbomen


Meester Korneel beleeft veel en veel te veel
’Meester, wat is het hier warm. Heb je het koud of zo?’, vroeg Henke.
Meester staarde door het raam naar buiten. Hij blies even briesend, alsof hij de pas gevallen poedersneeuw weg wilde blazen.
‘Hmmpfff… warm dus… tja… kun je wel zeggen. Ik heb het al sinds gisteren steenkoud. Hmmm… ja… ik heb de verwarming wat hoger gezet’, mompelde hij.
’Had je ook een ladder nodig, meester?’, vroeg Gjalt.
Meester keek hem starend en verdwaasd aan.
´Hoe bedoel je, Gjalt´, vroeg meester.
’Nou gewoon, om de verwarming hoger te zetten’, lachte Gjalt.
Meester grijnsde een beetje kniezend en knarsetandend.

De deur van ons lokaal ging opeens en onverwacht open en juf Cathalijne kwam binnen. Ze keek naar ons, glimlachte en gaf ons een dikke vette knipoog. Ze liep naar de instructietafel en legde er een bouwhelm op. Een gifgele bouwhelm was het. Daarna zwaaide ze even naar ons en liep het lokaal weer uit.

We keken wat naar elkaar en naar meester Korneel. Hij reageerde niet echt. Hij haalde alleen maar zijn wenkbrauwen een paar millimeter op.
’Heb je trouwens ook van dat vreemde ongeluk gehoord, meester?’, vroeg Yorinde.
Meester reageerde niet.
’Welk ongeluk Yo?’, vroeg Marieke.
’Bij boer Roelof, gisteren. Boer Roelof was met zijn zoon Johnny bezig om kerstbomen op zijn brakke oude wrakhouten kar te laden’, zei Yorinde.
’En toen, Yo?’, vroeg Marieke.
’Nou, de buurman van de neef van mijn moeder had het gezien… boer Roelof en Johnny hadden wel drieduizendachthonderdzevenenveertig kerstbomen, of zoiets, op de kar gestapeld. Die buurman van de neef van mijn moeder zei dat het wel leek op de toren van Pisa.’

Yorinde pauzeerde even want de deur van ons lokaal ging opeens en onverwacht open en juf Martine kwam binnen. Ze keek naar ons, glimlachte en gaf ons een dikke vette knipoog. Ze liep naar de instructietafel en legde er een tangetje op. Een tangetje met scherpe punten was het. Daarna zwaaide ze even naar ons en liep het lokaal weer uit.
We keken wat naar elkaar en naar Meester Korneel. Hij reageerde niet echt. Hij haalde alleen zijn wenkbrauwen weer een keer een paar millimeter op.

’Waar is dat voor, meester?’, vroeg Charlie.
Meester mompelde wat onverstaanbare mompelwoorden. Hij trok zijn wenkbrauwen weer een paar millimeter op.
’En toen?’, vroeg meester.
’Huh, oh ja…’, zei Yorinde. ‘Nou eeeh… toen klom Johnny nog even naar boven om een touw over die veel en veel te hoge scheve kerstbomentoren te gooien. Volgens de buurman van de neef van mijn moeder deed Johnny dat om die kerstbomen vast te maken aan die oude wrakke kar. Tja… en toen gebeurde het… De kerstbomentoren kwam nog schever dan scheef te staan, Johnny probeerde zich vast te houden aan de glijdende kerstbomen maar dat lukte natuurlijk niet. Hij krijste en gilde en riep en hieperdepiepte… en kwam toen naast de wrakke kar tussen alle vallende kerstbomen terecht. Johnny…’

Yorinde kon niet verder want de deur van ons lokaal ging opeens en onverwacht open en directeur Zwarfdreumer kwam binnen. Hij keek naar ons, glimlachte en gaf ons een dikke vette knipoog. Hij liep naar de instructietafel en legde er een sjaal op. Een dikke felgekleurde sjaal was het. Daarna zwaaide hij even naar ons en liep het lokaal weer uit.
’Wat is dat toch, meester?’, vroeg Henke.

Meester mompelde weer wat bijna onverstaanbare woorden. Hij rekte zijn wenkbrauwen weer een paar millimeter op.
‘Wat een gedoe, zeg’, mompelde meester Korneel. ‘Wat een gedoe. Hoe liep het af met Johnny?’
’Eeeh… oh ja’, mompelde Yorinde. ‘Weet je? De buurman van de neef van mijn moeder rende zo snel als hij kon naar de wrakke oude kar waar de stapel kerstbomen van af was gegleden. Samen met boer Roelof is hij aan de slag gegaan om de kerstbomen van Johnny af te trekken. Ze waren een beetje in paniek geweest omdat Johnny niets had gezegd. Pas na een paar minuten hadden ze hem kunnen bevrijden…’

Weer werd Yorinde gestoord in haar verhaal.
De deur van ons lokaal ging opeens en onverwacht open en mevrouw Krankheimer, onze schoolschoonmaakster, kwam binnen. Ze keek naar ons, glimlachte en gaf ons een dikke vette knipoog. Ze liep naar de instructietafel en legde er een dik stuk touw op. Een paar meter touw met rafelige uiteinden was het. Daarna zwaaide ze even naar ons en liet het lokaal weer uit.
’Wat is dat toch, meester?’, vroeg Henke.
Meester mompelde weer wat onverstaanbare woorden.
‘Wat een gedoe, zeg. Wat een gedoe’, mompelde hij.
Meer zei hij niet. Yorinde wel.

’De buurman van de neef van mijn moeder zei dat Johnny dat gisteren ook zei, meester. Hij lag daar een beetje te liggen, op een bed van vers gezaagde kerstbomen en mompelde ‘wat een gedoe zeg.’ Net als jij dus meester.’

Meester Korneel mompelde weer wat onverstaanbaars.
’Heb ik weer’, had Johnny ook gezegd. Johnny had gelukkig weer wat praatjes gekregen. Hij had, volgens de buurman van de neef van mijn moeder ook zoiets gezegd als:‘Oh nee hè, weer aangevallen door kerstbomen.’ Grappig toch?’, zei Yorinde.
’’t Is maar wat je grappig vindt’, zei meester Korneel.
Daarna was het even stil in ons lokaal.

’Zeg, meester?’, vroeg Elle Mieke een beetje vragerig en zeurderig.
’Hmmm, jaah?’, vroeg meester Korneel een beetje afwezig.
’Jij kent boer Roelof toch heel goed, of niet?’
’Hmmm, jaah!’, zei meester Korneel. ‘Hoezo?’
’Heb je het koud?’, vroeg Elle Mieke. Ze klonk een beetje streng, alsof ze iemand aan het ondervragen was.
’Hmmm, ja, kun je wel zeggen.’
’En heb jij eeeh… misschien ook nog wat afdrukken van dennennaalden van kerstbomen in je poezelige perzikenhuidje?’, vroeg Elle Mieke.
’Zou kunnen. Hoezo?’, vroeg meester Korneel.
’Zou het zo kunnen zijn dat Johnny er helemaal niet bij was gisteren? Zou het zo kunnen zijn dat jíj gisteren die man was die de buurman van de neef van Yorindes moeder onder die bult kerstbomen vandaan heeft geplukt?’


Het bleef stil in het lokaal. Meester Korneel liep naar de instructietafel, pakte het stuk touw en keek ons aan.
’Eeeehum’, zei hij. Tja… dus… mhmpff dus…’
Meesters sombere gezicht werd daarna iets minder somber. Nog iets minder somber en wat meer vriendelijk. Even later werd zijn gezicht nog wat meer vriendelijk en vrolijker en nog meer vrolijk.
’Tja… dus… tjonge jonge’, zei hij toen. ‘Had ik weer. Dat was wat, zeg. Dus die buurman van de neef van Yorindes moeder dacht dat Johnny op die kar stond en onder die kerstbomen lag. Há, nee dus. Nog erger nee dan nee dus. Dat was ik…’
Meester pauzeerde even en glimlachte terwijl hij verder vertelde.
‘Boer Roelof vroeg of ik hem wilde helpen… dus. Ach, ik had toch niets te doen dus… hmm… ja… tsss… hmpf… wij aan het werk maar het waren meer kerstbomen dan we dachten. Voor we het wisten hadden we de kerstbomentoren van Pisa. Zo scheef als scheef maar kan zijn. Ik zou dus… hmmm… ja… eeeh… even een touw van de ene naar de andere kant van de kar gooien maar dat lukte niet helemaal. Het touw bleef vast zitten. Ik klom op de kerstbomentoren om het touw verder te gooien en… ja… dus… toen voelde ik dat de kerstbomen tot leven kwamen. Ze bewogen en zwaaiden en zwierden en ja… daar gingen we, de kerstbomen en ik.’

Meester plukte wat aan het rafelige uiteinde van het touw.
’Tjonge, dat was een duikende zweefvlucht, zeg. Ik voelde de takken en de naalden. Ik voelde de stammen en greep waar ik grijpen kon. Ik greep in de naalden en ik kuste de naalden met mijn wangen en mijn neus en met mijn oren en mijn haren en mijn lippen. De naalden raspten en schuurden en schraapten langs mijn poezelige perzikenhuidje en niet veel later viel ik op een bodempje fluweelzachte bomen. En daarna werd ik bedolven onder kerstbomen die later dan ik van de kar afvielen. Zo lag ik dus opeens en onverwacht op een bed van kerstbomen met over me heen een deken van naalden en takken en stammen… dus.’

De deur van ons lokaal ging opeens en onverwacht open en directeur Zwarfdreumer, mevrouw Krankheimer, juf Cathalijne en juf Martine kwamen binnen. Ze keken naar ons, glimlachten en keken toen naar meester Korneel.

’Ze zeggen dat je er uit zag als een kerstboom, bedekt met naalden’, zei juf Martine. ‘Vandaar dit tangetje om de naalden uit je poezelige perzikenhuidje huidje te pulken.’
’Ze zeggen dat het leek of je de kerstbomen wilde aanvallen’, zei mevrouw Krankheimer. ‘Daarom mijn touw, om kerstbomen te vangen met een lasso en ze bij de teugel te houden.’
’Ze zeggen dat je het lekker warm vond onder de kerstboomdeken’, zei directeur Zwarfdreumer.’ Vandaar de sjaal. Om je er aan te helpen herinneren hoe warm het was onder je denkentje.’
Meester Korneel begon te glimlachen.
’Ik mocht van boer Roelof ook nog een kerstboom meenemen’, zei meester Korneel. ‘Maar dat heb ik toch maar niet gedaan. Ik heb mijn buik vol van kerstbomen. Zeker als ik het idee heb dat ze me steeds aanvallen!’
’Dat dachten we al’, lachte juf Cathalijne. ‘Daarom had ik een bouwhelm neergelegd. Om je hoofd te beschermen tegen nieuwe aanvallende kerstbomen.’
Ze haalde van achter haar rug een mini kerstboompje tevoorschijn.
‘We hebben deze mini kunst kerstboom voor je gekocht. Die houdt niet zo van aanvallen en je kunt hem bij de rest van je verzameling met bizoendere voorwerpen neerzetten. Op die manier vergeet je dit avontuur nooit.
Meester kreeg het kerstboompje in zijn handen en lachte er naar.
’Wees maar niet bang’, zei meester. Dit vergeet ik heus nooit meer. Ik denk dat ik elk jaar zo rond kerst ver uit de buurt van boer Roelof en zijn aanvallende kerstbomen blijf!’
Meester trok zijn wenkbrauwen een paar millimeter op en begon te lachen.
En wij… wij lachten natuurlijk lekker mee.

zondag 11 december 2011

meester Korneel: kerstboomtraditie


De kerstboom van meester Korneel

Meester Korneel beleeft veel en veel te veel.
‘Er wordt geklopt’, zei Jarno.
’Hmm. Oh ja, er wordt geklopt. Tja. Dan zit er niets anders op dan te kijken wie ons deze keer stoort.
Meester liep naar de deur en gooide hem open.
’Ha die Manus’, riep meester.
Manus zei niets terug. In plaats daarvan zuchtte hij een paar keer.
’Dank je wel Manus. Tsjonge jonge zeg. Wat een gevaarte’, zei meester tegen Manus.
Meester Korneel wurmde vervolgens een knots van een kerstboom tussen de deurposten door. Met gesteun en gemorrel en geknars en gekners lukt het meester om de kerstboom in het lokaal te krijgen. En wij keken toe zonder een hand uit te steken. We zouden met ons zestienen ook handen te kort komen om de kerstboom te helpen sjouwen.
’Tjonge jonge, wat een boom’, mompelde meester. Hij hield de gigantische kerstboom vast maar we zagen hem bijna niet. Het leek of hij zich verstopte achter de dennennaalden.
‘Dus’ mompelde hij. ‘Dit is hem. Kon minder’.
’Meester?’, vroeg Charlie.
’Ja jongen’, antwoordde meester.
‘Wat is dat, meester?’vroeg Charlie een beetje simpel.
‘Grmpf, tsss, duzz, ha die hé… Wat is het is… dat zie je toch… dit is een eh eh winterse afstammeling van een sneeuwklokje. Nee eh het is… een kikker die zich vermommend heeft aangekleed met groene spelden uit de speldenverzameling van het stekelvarken. Of nee… alle gekheid op twee stokjes. Het is een om-te-lachen-kunstwerk, gemaakt door de overijverige vrouw van onze directeur die tijd over had tussen het eind van de morgen en het begin van de middag. Dit, Charlie is eh… tja, zal ik het dan maar gewoon zeggen: dit is een uit de kluiten gewassen onopgetuigd boomje met heimwee naar de zomer. En wij… wij gaan hem optuigen.’
Meester Korneel keek om zich heen.
’Dat is beter dan aftuigen, meester’, zei ik.
Meester keek de kerstboom diep in de ogen en sleepte hem kreunend naar een hoek van ons lokaal.
’Bedankt voor het helpen slepen’, zei hij nog.
’Graag gedaan, meester’, zei Elle Mieke jolig.
‘Jongens en meisjes, we gaan de kerstboom versieren. Ik heb dit jaar mooie zilvergrijze kerstballen gekocht. Dit jaar eens geen ratjetoe van husteldefrutsel bij elkaar geraapte en gebedelde kerstballen. Nee, dit keer nette zilvergrijze ballen, allemaal van dezelfde grootte.’
Meester Korneel zweeg. Wij zwegen ook allemaal.
Zo was het drieëntwintigeneenhalve seconde stil in de klas, bijna een nieuw record.
’Grapje zeker, meester?’, zei Gjalt.
Meester Korneel grinnikte. Elk jaar was de kerstboom in de klas van meester Korneel de meest fantastische, superlelijke, schaterlachopwekkende kerstboom die je maar kunt bedenken. Met hele en halve gebarsten en ongebarsten kerstballen uit een ver verleden. Met engelenhaar dat zo geel was dat het er bijna oranje uitzag. Met een piek, zo krom als de tenen van de heks uit Hans en Grietje. En met lichtjes die flakkerden en flikkerden en flonkerden op een manier dat je er wel bijna zwart-witte hoofdpijn van zou kunnen krijgen. Zo’n geweldige kerstboom dus was er altijd in de klas van meester Korneel. Elk jaar een kunstwerk, een optelsom van oud en nog ouder, van lelijk en nog lelijker, van … zo’n kerstboom dus. En nu, nu wij eindelijk bij hem in de klas zaten vertelde meester dat er nieuwe zilvergrijze kerstballen in de boom zouden komen!
Terwijl wij stil bleven zitten haalde meester Korneel een paar dozen tevoorschijn.
Met grote gebaren opende hij de dozen. Hij haalde uit één van de dozen een zilvergrijze kerstbal die hij heel voorzichtig in de boom een plekje gaf.
Wij staarden verdwaasd naar meester Korneel.
Normaal was het de gewoonte dat iedereen mee mocht helpen met het optuigen van de boom. Maar nu bleef iedereen zitten, stomverbaasd en onderuit gezakt. Ik keek naar Jarig. Jarig keek naar mij. We haalden schokschouderend onze schouders op, we schudden onze verbaasde hoofden en bleven zitten. Wat kun je ook anders doen als je een bizoendere meester hebt die opeens gewoon doet. Meester Korneel neuriede ondertussen een Engels kerstliedje over een arrenslee die wordt voortgetrokken door één paard in de sneeuw en over klingelende belletjes.
Hij keek serieus van de kerstboom naar de kerstballen en zo langzamerhand veranderde de kerstboom in een afschuwelijke moderne zilvergrijsgroene boom die zou passen in een tehuis voor weggelopen poedelige schoothondjes. Meester Korneel hield opeens op met waar hij mee bezig was.
’Mooi hè?’, vroeg hij terwijl hij ons een beetje vreemd aankeek.
’Meester, bent u opeens allergisch voor dennennaalden?’, vroeg Tes.
‘Allergisch voor dennennaalden? Nee, niet dat ik weet. Wel voor handen wassen met water en zeep en voor poedelige schoothondjes met een sjaaltje om, maar voor dennennaalden… nee, dacht ik. Hoezo?’
‘Nou, omdat u zo… zo… eh … raar doet sinds die kerstboom in de klas is’, mompelde Tes.
‘Raar? Ik! Ach, ik doe gewoon hoor. Ik strooi alleen maar wat nieuwe kerstballen in deze boom. Eigenlijk doen júllie een beetje raar. Jullie zitten maar wat te zitten zonder me te helpen. Het is de traditie in deze klas om te helpen met het verfraaien van de kerstboom.’
‘Het is ook een traditie, meester, dat de boom er anders uit ziet dan alle andere bomen hier in school’, zei Tes tevergeefs.
’Ach ja, van sommige gewoontes moet je wel eens ongewoontes maken. Eens even kijken. De lampjes er in en dan de piek nog. Steen, wil je wel even aan Manus vragen of hij de ladder hier wil brengen. Ik zie al dat ik zo niet bij de top kan.’
Ik slenterde naar Manus en vroeg wat meester Korneel me had gevraagd. Toen ik met Manus weer het lokaal in kwam stond meester Korneel met een tevreden glimlach de boom met de ballen en de oerwitte lampjes te bekijken. Hij nam de ladder over, zette hem bij de kerstboom en, gewapend met de piek, zou hij de boom perfect maken. Als een krakkemikkige prins die net een oude tandenloze draak had verslagen klom hij de ladder op. Triomfantelijk keek hij om zich heen. Meester Korneel zag, toen hij bovenaan de ladder stond, dat hij verder van het topje weg was dan hij dacht. Eigenlijk had hij de ladder wat dichter in de buurt van de boom moeten zetten. Maar ik kon zien dat hij daar geen zin in had. Een drakenprins doet dat ook niet, die gaat door, ook al kan het eigenlijk niet. Meester Korneel boog wat naar voren. Hij boog nog wat verder naar voren en nog wat verder. Hij boog verder dan ver naar voren. Hij boog zo verder dan ver naar voren dat hij niet verder kon buigen. Het leek alsof de tijd maar heel langzaam vooruit ging, alsof de tijd vertraagde en daarmee de bewegingen van meester Korneel ook. Wij waren stiller nog dan stil terwijl meester Korneel met piek en vertraagd van de ladder viel. Meester klampte zich aan alles wat hij vast kon pakken. Hij stortte neer, begeleid door een donderend geraas van brekende zilvergrijze kerstballen, knakkende dennennaalden en een zwiepende kerstboom. We durfden bijna niet te kijken naar de puinhoop die we voor ons zagen. Uit de puinhoop klonk wat gekreun en niet veel later kwam meester Korneel gekke bekken trekkend en trekkebenend tevoorschijn.
’Tsjonge jonge, wat circusvoorstelling zeg’, mompelde hij terwijl hij wat dennennaalden uit zijn mond pulkte.
‘Dat kun je wel zeggen, meester’, zei Jarig.
‘De piek is in elk geval nog heel, meester’, zei Henke.
‘Tsjonge jonge, je hebt gelijk Henke. De piek is nog heel. Ik trouwens ook.’
Meester Korneel was opgelucht en maakte een diepe buiging.
Wij keken elkaar aan. Tes begon te applaudisseren. De rest deed mee en er volgde een staand applaus, wel drie minuten lang. Daarna liepen we met zijn allen, alsof we het hadden afgesproken, samen naar de kerstboom.
’Ga daar maar even zitten, meester’, zei Humphrey. Meester ging zitten, met de piek nog steeds tussen zijn vingers geklemd.
Jarig, Charlie en ik zetten de kerstboom overeind. Janka en Humphrey veegden de zilvergrijze scherven bij elkaar. Elle Mieke haalde uit de berging de enige echte super-de-luxe kerstdozen van meester Korneel tevoorschijn. Onder luid gejuich maakte ze de dozen open en liet triomfantelijk de inhoud zien. We gingen samen aan de slag om van de kerstboom een echte meester Korneel kerstboom te maken. En het werd een echte hutsel de frutsel schaterlach opwekkende flonker flikkerende boom. Het werd een geweldig kunstwerk. Met oude en nog oudere kerstballen, met oranje engelenhaar dat bijna geel leek, met gebutste voorwerpen die bijna niet te herkennen waren. Daar stonden we, trots en tevreden op onze boom. En meester Korneel, hij glimlachte zijn oren nog verder van elkaar af.
’Zoals ik al zei’, zei hij. ‘Van sommige gewoontes moet je ongewoontes maken, of zoiets. Jongelui, mag ik tot slot de piek plaatsen?’
We keken elkaar aan en begonnen op onze beurt schaterlachend te glimlachen.
’Meester, begin daar maar niet weer aan’, zei Jarig en meester knikte.
De rest van de middag hebben we niet veel gedaan. Meester Korneel al helemaal niet, die zat glimmend en fonkelend lachend een beetje genietend, met de piek in zijn hand, naar ons en onze boom te staren.

zaterdag 10 december 2011

schrijver in mijn hoofd


Ik weet het.
Je gaat
uiteindelijk
ook die kamer
in mijn hoofd openen.
Dat weet ik.
Maar wil je er
asjeblieft
nog even mee wachten.
Het liefst tot het moment
dat ik zeker weet
dat ik er klaar voor ben.
Eerst moet je me laten zien
wat er nog meer is.
Ik denk
dat ik veel niet meer weet.
Vergeten
weggestopt
opgeborgen
in die laatste kamer.
Ik weet het.
Jij hebt de sleutels
en de rust
om te kijken
te beschrijven
en te ontrafelen
waar ik de onrust heb
en ben
en niet
van een afstand kan kijken
naar mezelf
en wat me bezig houdt.
Dat weet ik.
Open die laatste kamer
als het de tijd is
om hem te ontsluiten.
Maar nu nog niet.
Bereid me alsjeblieft rustig voor
op wat ik niet meer weet.
Ik weet:
je kunt het.
Daar vertrouw ik op.
Onvoorwaardelijk.
Toch?

vrijdag 18 november 2011

drie corners penal

Ik heb niks (meer) met voetbal. Zo. Dat heb ik gezegd. Toch schrijf ik er over omdat ik de afgelopen week twee keer geconfronteerd werd met voetbal.
Zondag fietsten zoon en ik door het dorp. Bij toeval kwamen we bij het voetbalveld. Er werd gevoetbald. We liepen twee rondjes rond het veld.  Tijdens die rondjes kwamen we langs een toeschouwer. Ik zag meteen dat het een beoordelaar was van de scheidsrechter: Notitieblokje in de hand, grote snor onder de neus. Geen journalist, die komen niet af op een vijfde klasse duel tussen de nummer zeven en nummer laatst van de ranglijst.
De snor keek naar de scheidsrechter. En schreef. En als ík zie dat het een beoordelaar is, dan weet die scheidsrechter dat natuurlijk ook. Wat een druk op de schouders van de fluitist. En dat allemaal om volgend jaar misschien vierde klasse wedstrijden te mogen fluiten.
Woensdagavond was ik bij een sponsorbijeenkomst van ACV, in Assen. GertJan Verbeek, trainer van AZ, was aanwezig in het forum. Hij had het over het niveau van de scheidsrechters.
Kern van zijn betoog was dat ze het nooit goed kunnen doen. Nooit.  Ze kunnen het niet omdat elke fout die ze maken groot uitgemeten wordt. Op televisie, in de krant en langs de lijn.
Meneer Verbeek nam het op voor de scheidsrechters. Volledig en ongekunsteld.
De scheidsrechter, zo zei hij, staat onder enorme druk. Een druk die hij niet aan kan. Elke beweging op het veld wordt namelijk gevolgd door tig camera’s. Elke beslissing wordt van commentaar voorzien door een keur aan betweters.
Maar meneer GertJan Verbeek had een oplossing.
De enige manier om onder die druk uit te komen is om de scheidsrechter te helpen. Met technische hulpmiddelen.
Nu kan het voorkomen dat een foute beslissing van een scheidsrechter de loop van de wedstrijd definitief en onomkeerbaar beïnvloedt. Recente voorbeelden te over. Hij noemde er een paar. De zaal knikte instemmend. Ze kenden de voorbeelden. Ik niet. Iemand in het publiek zei  dat meneer Verbeek laatsleden een van de scheidsrechters zelfs na afloop van een wedstrijd de hand niet had geschud vanwege een dubieuze beslissing.
Dat was inderdaad zo, zei hij. Maar de scheidsrechter valt niets te verwijten, vulde hij aan. Het spel is zo snel geworden dat niemand, hoe goed getraind ook, alles kan zien.
GertJan Verbeek pleitte voor technische hulpmiddelen om mogelijke foute beslissingen te voorkomen. Hij stelde voor dat een video-official even de beelden terug kijkt tussen het moment van fluiten door de scheidsrechter en het bepalen van de strafmaat.
Zo kan die official waarnemen of de geconstateerde overtreding binnen dan wel buiten het zestien meter gebied heeft plaatsgevonden (penalty of directe vrije schop). Daarnaast kan de official beoordelen of een overtreding wel of niet een overtreding was. En of de overtreding, in het geval het een ernstige was bestraft zou moeten worden met een (gele of rode) kaart.
Een beetje Amerikaanse rechtspraak. Eerst wordt bepaald of de verdachte schuldig is. Later volgt de strafmaat.
Zo heeft iedereen er wat aan. De twee ploegen én de scheidsrechter.
Mooi idee. Zeker op het hoogste niveau.
Ik zie, voordat die video-official aangesteld wordt, ook nog een andere oplossing waarbij een beroep wordt gedaan op goed fatsoen.
De bevoordeelde partij geeft, indien een doelpunt onterecht is goedgekeurd, gewoon een doelpunt terug.
Even de bal in t eigen doel schoppen. Dan weer verder alsof er geen verkeerde beslissing is genomen.
En… in het geval van een onterechte rode kaart ook iemand van de bevoordeelde partij uit het veld halen. Een rode kaart niet terugdraaien. Dat kan namelijk niet. Nee. Na intern dugout overleg wordt iemand van het eigen team aangewezen die zijn biezen mag pakken. Verder met tien tegen tien. Niet zeuren, spelen.
Zo wordt voetbal weer het spelletje dat ik ooit leuk vond.
Samen de regels bepalen. Hoe ik het voor me zie?
Een scheidsrechter fluit om het spel stil te leggen. De betrokken spelers discussiëren over de strafmaat waarop het spel wordt hervat.
Want de scheidsrechter die ik afgelopen zondag zag heeft geen video-official tot zijn beschikking. Wel 22 spelers die dondersgoed weten wat ze doen.
Oh ja. Tevens pleit ik voor de introductie van ‘drie corners, penaltie’.
Dat laatste is om te laten zien dat ik veel verstand heb van het soort voetbal dat je samen speelde, zonder scheidsrechter, zonder camera’s, zonder betweters (zoals ik).

zondag 13 november 2011

Ties en de vliegetende plant

Ik las net het boekje 'Robin op school', van Sjoerd Kuyper. Glimlachend.
Ik las het, omdat het zo'n middag is. Een middag om de krant te lezen en met lego te spelen. Of om naar een vliegetende plant te kijken met zoonlief.
Zo'n middag om binnen te zitten en te luisteren naar woorden die binnenrollen.
Zo'n middag dus, waarbij het heel gewoon is om er even een stukje over te schrijven, een lief zondagmiddagstukje.

Ties kijkt naar een plantje dat op tafel staat.
‘Het is een vliegetende plant’, zegt papa.
‘Mooi’, zegt Ties.
Hij kijkt met een scheef hoofd naar de plant.
‘Eet hij echt vliegen?’, vraagt Ties dan.
‘Wat zeg je?’, mompelt papa.
‘Eet de vlieg echt planten. Gggh, nee. Ik bedoel. Eet de plant echt vliegjes?’
‘Ja.’
‘Vinden die vliegen dat niet erg dan?’, vraagt Ties.
‘Nou, nee. Die vinden het wel leuk als ze de plant kunnen helpen om te groeien.’
‘Oh’, zegt Ties. ‘Zal ik mijn vingers er eens tussen houden?’
‘Echt?’, vraagt papa. Hij vouwt zijn krant dubbel en legt hem weg.
‘Nee, niet echt. Nep. Kijk. Zo.’
Ties steekt zijn vinger uit naar de vliegetende plant. Hij stopt, vlak voor hij bij de blaadjes is.
‘Boe’, roept papa.
Ties schrikt. Hij springt omhoog en trekt zijn vinger terug.
‘Je liet me schrikken’, lacht Ties.
 ‘Echt?’, vraagt papa.
‘Nee, niet echt hoor. Het was maar een beetje. ‘
‘Mooi zo’, zegt papa.
‘Kijk. Zo’n klein beetje ben ik geschrokken’, zegt Ties. Hij strekt zijn armen uit.
‘Gelukkig. Dat is niet zo veel’, zegt papa.
‘Boe’, roept Ties opeens.
Papa’s ogen gaan wijd open staan.
‘Schrok je?’, vraagt Ties.
‘Ja. Nou ja. Een klein beetje. Zoveel’, zegt papa. Hij strekt zijn armen uit, net als Ties deed.
‘Dan ben jij meer geschrokken. Jouw armen zijn langer. Jij hebt dus gewonnen’, zegt Ties.
‘Of jij hebt gewonnen’, zegt papa. ‘Want jij hebt mij meer laten schrikken dan ik jou.’
Daar moeten ze allebei over nadenken. Papa pakt de krant weer. Hij vouwt hem open en begint te lezen. Ties kijkt weer naar de vliegetende plant. Het is weer net zo stil als voor het schrikken.

zaterdag 12 november 2011

De brief van L. Rozenwater #intocht #Sinterklaas

De intocht van Sinterklaas zorgt er natuurlijk ook voor dat het leesrijk groter wordt.
Kinderen op een bizoendere mnaier betrekken bij het feest! (juist als ze al lang zelf niet meer de leeftijd hebben om het Sinterklaasjournaal te bekijken)

meester Korneel beleeft veel en veel te veel.
‘Meester, ik heb je niet op televisie gezien, hoor’, riep Janka vanmorgen in de klas.
‘Mij op televisie gezien? Hoezo?’, antwoordde meester met een vraag.
‘Nou, je zei toch dat je naar de intocht van Sinterklaas zou gaan. En dat je er voor wilde zorgen dat je in beeld zou komen.’
‘Hmmm…  ja… en?’, mompelde meester.
‘Nou. Ik heb je niet gezien. Ik heb weer eens een keer de hele intocht op televisie gevolgd. Maar wat en wie ik ook zag. Jou in elk geval niet.’
Meester zweeg veertien slokken van zijn koffie lang.
‘Tja’, mompelde hij daarna nog een keer.
‘Zie je. Ik was er wel.’
Janka keek meester indringend aan.
‘Heus niet.’
‘Tja. Hmmm, zie je. Ik was wel bij de intocht. Heus waar. Maar eeh…’
‘Of stond je op de verkeerde plek. Buiten het zicht van de camera’s of zo?’, vroeg Henke.
‘Of stond je vooraan en mocht je daar niet staan?’, zei Charlie. ‘Werd je misschien door de kind-vooraan-zet-pieten achteraan gezet?’
‘Of verslikte je je net in een paar pepernoten toen Sinterklaas langskwam’, zei Marieke. ‘En moest je toen noodgedwongen proestend en slikkend uit beeld of zo.
‘Of…’, begon Gjalt.
Maar meester schudde zijn hoofd.
‘Ik had een brief gekregen’, zei hij.
‘Een brief meester. Van wie?’, vroeg Gjalt.
‘Hmmm, tja. Okay. Laat ik het dan maar vertellen. Ik kreeg een brief. Van de wethouder van Averecht, meneer Rozenwater.’
Meester nam nog drie slokken van zijn koffie, stond op van zijn stoel en keek ons aan.
‘Mooie brief was het. Officieel, met het logo van Sinterklaas er op. In de brief stond dat ik officieel was uitgenodigd om de intocht van Sinterklaas bij te wonen. Er zat zelfs een routebeschrijving bij.’
‘Maar waarom jij dan, meester?’, vroeg Marieke.
‘Omdat eeeh… omdat ik al jarenlang roep dat ik naar de intocht wil. Maar ik ga nooit. Daarom was ik nu speciale gast. Ik mocht zelfs, zo stond in de brief, vlak bij het podium staan. Dan kwam ik zeker in beeld.’
Meester keek met opgetrokken wenkbrauwen naar ons.
‘Dus ik op weg naar Averecht. Ik wist niet eens dat de plaats bestond.’
‘En jij moet ons topografie leren, meester’, zei Elle Mieke. ‘Vandaar dat ik zo vaak onvoldoendes heb.’
Meester grinnikte.
‘Dat komt volgens mij meer omdat je zo vaak je oefenblad vergeet mee te nemen naar huis. Maar eeeh… waar was ik gebleven?’
‘Je was op weg naar Averecht, het dorpje waarvan je niet wist dat het bestond’, vertelde Majorie droog.
‘Oh ja. Kwam ik dus in Averecht, een uur voordat Sinterklaas aan zou komen. Wat denk je?’
Meester keek ons vol verwachting aan. Wij haalden de schouders op.
‘Niets?’, vroeg Gjalt.
‘Klopt’, zei meester. ‘Niets. Geen mensen op straat. Geen ontvangst voor mij. Geen wethouder L. Rozenwater, geen burgemeester Wellicht ten Overvloede die Sinterklaas zou opvangen. En…’ Meester Korneel liet even een geheimzinnige stilte vallen. ‘Er was zelf helemaal geen water in Averecht. Geen kanaal, geen rivier, geen zee of oceaan. Zelfs geen fatsoenlijke sloot voor de stoomboot.’
Meester haalde zijn schouders op.
‘Hmmm, en toen ik aan een hele oude dame vroeg waar Sinterklaas zou aankomen keek ze me verbaasd aan. ‘In Dordrecht, jongeman, zei ze.’
Meester zuchtte.
‘En als klap op de vuurpijl vertelde ze me even later ook nog dat het dorp waar ik was helemaal geen Averecht heette. Ze lachte me uit en zei dat ik voor de gek was gehouden. Dus…’
Meester Korneel keek beteuterd naar ons. Wij glimlachten.
‘Dus je hebt helemaal niets gezien van de intocht?’, vroeg Gjalt.
‘Ik ben door de straten van het dorp, waarvan ik dacht dat het Averecht was, gelopen en heb bij elk huis even naar binnen gekeken. Vaak stond de televisie aan en zo heb ik tijdens mijn wandeling in horten en stoten gezien hoe Sinterklaas in Dordrecht aankwam. Zonder dat ik dus in beeld was. Dus.’
‘Mooi verhaal meester, maar ik geloof er niets van’, zei Janka. ‘Je hebt het weer fraai uit je duim gezogen.’
‘Heus niet’, reageerde meester fel.
‘Laat die brief eens zien dan’, zei Janka.
‘Die brief. Welke brief. Oh ja, die brief van wethouder Rozenwater. Hmmm…’
Meester deed net of hij zocht in de la van zijn bureau. Daarna in boodschappentas die tegen zijn bureaupoot aanstond. Hij rommelde en wij keken toe.
‘Zie je wel, meester. Je hebt het gewoon verzonnen’, zei Janka.
Het was net of meester op die opmerking zat te wachten.
‘Tada’, riep hij. Daarna hield hij een vel papier omhoog.
‘Dit is hem. De enige echte onvervalste brief van wethouder Rozenwater.’
Meester liep langs onze tafels en liet ons de brief zien. Janka kreeg hem zelfs in haar handen.
‘Geachte meester Korneel’, begon ze. ‘Het schept ons een groot genoegen om u uit te mogen nodigen om aanwezig te zijn bij de intocht van zijne hogelijke grootheid, Sinterklaas.’
Janka las het op deftige toon voor.
‘Ziet er echt uit meester. Ik zou er ook ingetrapt zijn.’
‘Zie je wel.’
Opeens klonk er gestommel op de gang en klopte er iemand stevig op de deur.
‘Hoor wie klopt daar kinderen, hoor wie klopt daar hardjes aan de deur. ’t Is een vreemdling zeker, die verdwaald is zeker. Ik zal eens even vragen naar zijn naam…’
Meester was zingend naar de deur gelopen en deed hem open.
Juf Cathelijne kwam glimlachend binnen, samen met juf Martine.
‘We hebben je niet op televisie gezien, Korneel’, riep juf Cathelijne.
‘Dat betekent dat wij hebben gewonnen’, vulde juf Martine aan.
‘Graag twee kilo strooigoed’, vervolgde juf Cathelijne.
Meester Korneel staarde bedremmeld naar de beide juffen. Toen keek hij naar Janka, die de brief nog steeds bestudeerde.
‘Het schept ons een groot genoegen om u uit te mogen nodigen…’, begon juf Martine.
‘… om aanwezig te zijn bij de intocht van zijne hogelijke grootheid, Sinterklaas’, vulde juf Cathelijne aan.
Daarna begonnen ze onbedaarlijk te lachen.
Meester Korneel stond er bij en keek er naar.
‘Dus jullie… Jullie hebben… Nee. Hebben jullie?’
Juf Cathelijne en juf Martine schaterden.
‘Maar je bent toch niet echt naar Averecht geweest?’, vroeg juf Cathelijne opeens.
Meester schudde zijn hoofd.
‘Nee hoor’, mompelde hij.
‘Wel waar’, riepen wij allemaal door elkaar.
Meester grinnikte.
‘Hmmm… heb ik weer’, zei hij.
Daarna liep hij naar zijn computer en rommelde wat.
‘Ik eeeh… ik. Hmmm, hoe zeg ik het. Nee, laat ik maar niets zeggen. Ik laat het gewoon maar zien.’
Juf Cathelijne en juf Martine staarden naar het digibord, samen met ons.
Meester had de intocht van Sinterklaas van televisie opgenomen. Opeens zette hij het beeld stil, vlak voor het moment dat Sinterklaas een podium op zou klimmen.
‘Daar’, riep hij triomfantelijk door de klas.
We staarden naar het bord.
‘Verhip nog eens aan toe’, mompelde juf Cathelijne. ‘Dat ben jij.’
‘Je bent het echt Korneel’, zei juf Martine.
‘Je was er toch, meester’, vulde Janka aan.
‘Twee kilo strooigoed graag’, zei meester Korneel droog.
‘Jij… jij… jij’, zei juf Martine.
Meester grinnikte.
‘Ik zag jullie vorige week smoezen bij het kopieerapparaat en overhoorde jullie plannetje… dus.’
Juf Cathelijne liep naar meester Korneel en gaf hem een hand.
‘Gefeliciteerd’, zei ze. ‘Jij hebt gewonnen.’
‘Ik dacht’, zei meester, ‘ik moet me niet te opvallend laten zien tijdens de intocht. Maar ik was er wel. Een beetje achteraf, maar toch. Ik was er. Dus. Twee kilo strooigoed.’
Juf Martine gaf meester Korneel ook een hand. Daarna verlieten ze hoofdschuddend het lokaal.
En wij? We genoten. Van meesters bizoendere belevenis. En we wisten dat meester deze Sinterklaastijd nog meer bizoendere dingen zou doen. Hoe we dat wisten? Dat zagen we aan de glimlichtjes in zijn ogen.
 

donderdag 3 november 2011

flieft

Het leesrijk wordt groter.

Leesbevorderingsactiviteiten…
daar gaat het mij om. Zorg dat het schatrijk (gebied, rijk aan woordenschatten) groter en groter wordt.
Durf, heb lef.
En laat vooral lezen wat tot nadenken stemt. Want dan komt het gesprek op gang. In de klas, met hét kind.

Ik ben flieft
Ze heet Anne
Ze zit veel en veel te ver
vóór in de klas
Ik ben flieft op Anne
Ik zit veel en veel te ver
áchter in de klas
Ik wou maar dat ik niet flieft was
op Anne
Dan zat ik misschien
wel naast haar
in het midden van de klas

vrijdag 28 oktober 2011

proplossing

Het leesrijk wordt groter en groter.

De kinderboekenweek is achter de rug. Ik heb leuke optredens verzorgd voor enthousiaste kinderen. Mijn alter ego, meester Korneel, valt in de smaak/ doet het goed/ vindt een plek/ spreekt aan.
Een paar jaar geleden schreef ik een boek. Over onderwijs, op een andere manier kijken, loslaten en verbinden en... trots zijn.
Het is tijd om mijn eigen boek te herlezen en onderdelen te delen. Via dit blog.
Mijn hoofd is een vat vol projecten en concepten. En als ik ze de wereld in heb gestuurd dan zijn ze te gebruiken. Dan mag je ze overnemen. Maar dan moet je wel weten wat ik heb bedacht. Je mag het hebben. Omdat leesbevordering mijn passie is. Mijn missie is het om het leesrijk van elk kind zo groot mogelijk te laten worden.
Zo groot, dat het een schatrijk wordt (een gebied, rijk aan woordenschatten).
Door kilometers te laten lezen, een perfecte instructie te geven en/ of door het kind samen te laten werken. Maar vooral door bizoendere concepten aan te bieden. Projecten die onvergetelijk zijn en zorgen voor een stukl zelfbewustzijn bij het kind.

Oh ja. En door te rekenen.
Rekenen is ook lezen. Meester Korneel heeft een nieuwe vorm van coöperatief leren bedacht. Zomaar. Je mag hem gebruiken. Je ziet dan dat het leesrijk groter wordt...
Veel leesplezier. En vergroot gewoon je eigen leesrijk even.


proplossing

Meester Korneel beleeft veel en veel te veel.
’Wat zeg je?’, vroeg meester.
We keken allemaal op van ons werk. Daarna keken we verbaasd naar elkaar en naar meester.
We haalden onze schouders op.


‘Niemand zei wat’, zei Jarno.
’Jawel hoor’, grinnikte meester. ‘Ik zei wat. Toen ik vroeg ‘wat zeg je? Toen zei ik het woord ‘wat’.’
We keken meester verbaasd aan.
’Ik ben aan het rekenen, meester’, zei Henke hoofdschuddend. ‘Je stoort me.’
’Klopt’, zei meester.
’De som klopt anders niet, meester’, mompelde Henke. ‘Het lukt me niet om het goede antwoorden te vinden.’
Meester Korneel stond op uit zijn stoel en spreidde zijn armen.
’Dan moet je zoeken. Welke som is het?’
’De derde van het vierde rijtje van som 2 van bladzijde 48.’
Meester keek even snel in zijn boek, pakte toen een kladpapiertje en schreef daar wat op. Vervolgens frommelde hij papiertje in elkaar en gooide het op de grond, vlak naast de stoel van Henke.
Die trok zijn wenkbrauwen op terwijl hij meesters ogen zocht.
Meester wees met zijn ogen naar het propje. Zonder woorden maakte hij aan Henke duidelijk dat hij het papiertje moest pakken.
Henke pakte het propje en ontfrommelde het. Daarna keek hij in het boek. En op zijn eigen kladblaadje.
’Dank je wel, meester. Nu snap ik hoe ik de som moet maken. Nu weet ik het goede antwoord.’
’Leg je het mij ook zo uit, meester?’, vroeg Elle Mieke.
’Hangt er van af of je het al zelf hebt geprobeerd’, zei meester.
’Al zo vaak’, mopperde ze. ‘De eerste van het derde rijtje van som 3 op bladzijde 48.’
Meester knikte nadat hij in het boek had gekeken. Hij schreef weer wat op een briefje, verfrommelde dat en gooide het naar Elle Mieke. Ze ving het handig en ontfrommelde het papiertje. Ze trok haar wenkbrauwen op, las de woorden op het briefje nog een keer en keek naar meester.
’Vraag maar aan Majorie hoe je de som uit moet rekenen’, las Elle Mieke hardop voor.
Ze fronste haar wenkbrauwen, legde het papiertje op haar tafel en liep naar Majorie.
’Wat doe je?’, vroeg meester.
’Ik ga naar Majorie om het haar te vragen’, zuchtte Elle Mieke.
Meester schudde zijn hoofd. Hij scheurde stukje papier van zijn kladblok en hield het omhoog.
Elle Mieke snapte wat meester wilde. Ze schreef wat op een briefje, verfrommelde het tot een propje en wierp het naar Majorie. Die opende het papiertje en glimlachte. Daarna schreef ze er wat bij en gooide het propje terug.
Jarno schreef ondertussen ook wat op een papiertje en gooide het als een propje in het midden van het lokaal op de grond.
Ik liep er naar toe en pakte het propje. Ik las dat Jarno niet meer wist hoe hij rijtje 2 van som 2 van bladzijde 48 moest uitrekenen. Ik wel. Ik schreef op welke  manier hij het moest uitrekenen en gooide het op zijn tafel.
’Maar meester, we mogen toch geen rommel maken’, zei Gjalt.
’Rommel? Wie maakt hier rommel dan?’, vroeg meester.
’En van directeur Zwarfdreumer mogen we al helemaal niet met propjes gooien’, vulde Gjalt aan.
’Van de schoonmaakster niet, bedoel je’, zei meester. ‘Dat klopt. Onze vloer moet blinkend leeg zijn. Maar we gooien nu geen propjes. We zijn aan het rekenen. Propjes rekenen’
Gjalt lachte.
’Noem je dit rekenen, meester?’, vroeg hij.
’Yep. Hoe zou jij het noemen dan?’
Gjalt zei niets. Hij schudde zijn hoofd en niet veel later waren we weer aan het propjes rekenen. Ik zag meester glimlachen. Hij had het weer eens voor elkaar om ons op een nadere manier samen te laten werken. Want de propjes vlogen door het lokaal. Soms strak naar een tafel, op een ander moment met een boogje vlak langs het plafond.
Als iemand iets niet precies wist dan schreef hij het op een kladblaadje en gooide dat op de grond. Iemand anders liep er stil naar toe, opende het papiertje en las wat er stond. Die nam het mee, als hij wist hoe hij de som moest uitleggen. Of hij verfrommelde hem weer, als het niet lukte. Ik pakte zo nu en dan ook een propje om te zien wat er op stond. Vaak wist ik het antwoord wel maar ik moest nadenken over hoe ik het uit moest leggen. Niemand zei wat. Iedereen rekende en liep en frommelde en las en schreef.
’Meester’, zei Janke.
’Hmmm, ja.’’Je hebt het jezelf wel weer makkelijk gemaakt, niet?’
‘Ik? Mezelf makkelijk gemaakt. Hoe? Wat?’
‘Nou, wij zijn aan het werk en jij doet niets. Je kijkt alleen maar een beetje hoe wij met propjes gooien.’
‘Ja, leuk hè?’, zei meester. ‘Jullie delen met elkaar wat je weet zonder de antwoorden voor te zeggen. Beter kan toch niet?’
’En we mogen ook nog met propjes gooien’, vulde Majorie aan.
’Ja, grappig hè?’
Meester ging op zijn stoel zitten. We gingen door tot vijf voor twaalf. Daarna ruimden we onze boeken op en legden onze schriften op de hoek van de tafel.
’Wat heb je geleerd?’, vroeg meester.
’Samen te werken zonder wat te zeggen’, zei Majorie.
Meester knikte.
’Wat nog meer?’
’Doen wat jij altijd doet, meester’, zei Henke. ‘Uitleggen zodat een ander het echt snapt dus.’
Meester glimlachte.
’Proplossingen zoeken’, zei Gjalt.
Meester lachte nog harder.
’Dat is een mooie, Gjalt. Jullie waren inderdaad bezig met proplossingen. Geweldig. Dank je wel.’
Iedereen was stil.
’Wat is dit voor puinzooi?’, klonk opeens de stem van mevrouw Krankheimer, de schoonmaakster.
We keken allemaal naar de deur. Daar stond ze, met de handen in de zij, haar ogen vol vuur.
Ze keek naar de propjes die nog overal verspreid op de vloer lagen.
‘We bedenken proplossi… Ach nee. Laat maar. Dat is niet uit te leggen’, zuchtte meester stilletjes. ‘We eeh… we ruimen het wel op.’
’Dat is je geraden, Korneel. Dat is jullie geraden. Ik wil geen enkel propje zien nadat jullie dit krakkemikkige lokaal hebben verlaten. Dus.’
We knikten. Meester knikte en mevrouw Krankheimer gooide met een klap de deur dicht.
Lachend gingen we aan het werk en om drie minuten over twaalf verlieten we allemaal het lokaal.
’Mooi gedaan kwajongens en booswichten’, zei meester.
’Bedankt meester, voor deze bizoendere les’, zei Gjalt.
Meester knipoogde en verliet als laatste ons kraakheldere lokaal.




maandag 24 oktober 2011

verse novel

Het leesrijk vergroten kan ook door op een andere manier te schrijven, of te schrijven.
Ik schreef anders in de hoop dat je anders gaat lezen.
De vorm is een verse-novel.
Stephen Herrick mijn voorbeeld.
Hieronder de eerste pagina van mijn verse-novel probeersel.
Misschien wil je meer...


Lente

Ik heet Lente.
Mijn moeder
heet Zwaan
en ik zit tegenover mijn opa.
Hij zwijgt
twee koppen thee
met drie biscuitjes lang.
Hij is slurpend stil
waarbij druppels thee,
deze keer
zonder suiker,
uit zijn mondhoeken glijden
en op de tafel
traanachtige druppels vormen.
Dwars door me heen
kijkt hij
over de akkers
naar zijn eigen horizon.
Ik kijk naar zijn hoofd
zie de hersenen kraken
maar hoor ze niet knarsen.
Opa zwijgt
op mijn vraag
waarom hij ooit
met oma is getrouwd.
Ik denk dat hij nooit meer
zal stoppen met zwijgen.

zondag 9 oktober 2011

Superhelden vergroten hun schatrijk

De flashmob: chairing.


Assen, 8 oktober. 15.00 uur.
De superhelden flashmob.
Meer dan 70 kinderen van groep 6,7,9 van obs. De Weiert uit Odoorn lieten zien dat ze superhelden zijn.
Uit alle hoeken en gaten kwamen de kinderen bij elkaar, op een kruispunt in het centrum van Assen. Winkelend publiek bleef staan om te zien wat er gebeurde.
Eén van de kinderen zette zijn gepimpte stoel midden op het zebrapad, liep weg en kwam terug met zijn trommel. Niet veel later stond de straat vol met kinderen, elk op zijn eigen stoel. Ritmische stokgetrommel dreunde tussen de gevels van de winkels en ging plotseling over in een gezongen gedicht.

Een gedicht, uit volle borst door elk kind gezongen. Het klonk als een lied, een levenslied, een huldelied, een ode aan zichzelf. Samen waren de kinderen één stem. Ze stonden daar zomaar zelf centraal in een Kinderboekenweek die gaat over superhelden. Wat een lef toonden ze, wat een heldenmoed, wat een dapperheid.
En nadat het lied was afgelopen echoden wat zinnen na terwijl de kinderen uit het straatbeeld verdwenen.

Een bizoender leesbevorderingsproject. Want elk kind had ook nog zijn eigen favoriete boek bij zich. Om te laten zien dat lezen belangrijk is. En om te laten zien wat ze zelf leuk vinden.
Of de kinderen daardoor beter gaan lezen? Ja zeker. Maar dan vooral omdat het één van de onderdelen is om te komen tot goed leesonderwijs. Naast aandacht voor technisch lezen, uitbreiding van de woordenschat, ouderbetrokkenheid (alle ouders waren aanwezig in Assen, veel waren behulpzaam in de voorbereiding) en het hebben van hoge verwachtingen is het groter maken van het schatrijk (gebied, rijk aan woordenschatten) door bizoendere projecten een voorwaarde om te komen tot hogere leesopbrengsten.
En de kinderen? Die vergeten dit optreden nooit meer!
Hulde!

meer foto's:
http://www.obs-deweiert.nl/
een bizoender pimpverhaal met in de hoofdrol 'Meester Korneel.'
http://leesrijk.blogspot.com/2011/09/het-leesrijk-wordt-groter-en-groter.html


Het eerste youtube filmpje van de #flashmob
http://www.youtube.com/watch?v=gVZwP78b_q4&feature=email
 wij zijn superhelden
wij zijn superhelden

wij krijgen taal
op ons kunt u rekenen
wij willen graag
voor u wat betekenen
de wereld is groot
wij zijn niet klein

wij willen deel van de wereld zijn
want wij zijn superhelden
wij zijn superhelden

hoor ons verhaal
schuif ons niet opzij
wij zijn de toekomst
de toekomst zijn wij
wij hebben lef
zing met ons mee

dan voel je je vrij dan ben je okay
want wij zijn superhelden
wij zijn superhelden


ik ben mezelf
geniet van elke dag
ik ben een held
met een dikke vette lach
ik daag je uit
zing maar met me mee

dan voel je je vrij dan ben je okay
want wij zijn superhelden
wij zijn superhelden


batman spiderman
mijn opa mijn broer
mijn moeder mijn zusje
ze zijn zo wreed stoer
ik ben mezelf
geniet van elke dag

ik ben held met een glimmende lach
want wij zijn superhelden
wij zijn superhelden

Het lied!

vrijdag 7 oktober 2011

flashmob kinderboekenweek Superhelden

Geachte mensen van de pers en alle andere leesrijke belangstellenden,



Aanstaande zaterdag 8 oktober 2011

Koopmansplein Assen

ongeveer 15.00 uur

flashmob obs De Weiert, Odoorn

In het kader van de kinderboekenweek

Thema: superhelden

We nodigen u uit om aanwezig te zijn en het bijzondere evenement te verslaan.
Contactpersonen voor de pers.
Geert Warrink, directeur van de school.
0591 513076

Jelte van der Kooi, initiatiefnemer
06 22906504

Met vriendelijke groet,

De kinderen van openbare basisschool ‘De Weiert’

Extra informatie.
Het verrassingsrecept voor een originele flashmob.

Naam van het recept: chairing
(Ik deel mijn stoel)
Ingrediënten:                                                               
-         70 kinderen van groep 6, 7 en 8 van obs ‘De Weiert’ in Odoorn;
-         Het Koopmansplein in Assen;
-         Drenthe centraal (vanuit jezelf aandacht hebben voor de omgeving);
-         Uitvoering op 8 oktober: De Kinderboekenweek (met als thema superhelden; elk kind is zijn eigen superheld);
-         Kunstzinnige vorming;
-         Uitstijgen boven jezelf ( vergroten van gevoelens van eigenwaarde);
-         Opgeleukte (gepimpte) stoelen;
-         poëtisch declamerend zingen aan de wereld (dat is lef hebben, dan ben je een superheld);
-         Aansluiten bij leef en belevingswereld van elk kind;
-         Bizoender project (zo bijzonder dat je het zou willen kussen);
-         Gerichte aandacht voor het samensmelten van kunst en cultuur;
-         Enthousiasme;
-         Verbinden van ‘het aanleren van schoolse vaardigheden’ en ‘het toepassen van de aangeleerde vaardigheden’;
-         Durf;
-         Lef;
-         Ouderbetrokkenheid;
-         Hoge verwachtingen;…
Bereidingswijze:

Benodigdheden voor elk kind
-        een houten stoel
-        Versier; pimp je stoel. Leuk hem op een manier op die bij jou past.
Het is jouw stoel en wat je krijgt is het resultaat van jouw (eigen)wijsheid en (kunst)zinnigheid.                   
-        Oefen je in het (voor)lezen
-        Oefen, samen met de andere kinderen, de flashmob
-        Creativiteit, durf, lef,
ideeën,
verf,
kwasten,
verfrollers,
toneelspel,
samenwerken,
hulpvaardigheid,
zelfstandig werken,
kleuren,
je mooiste leesboek,…
De flashmob: chairing.

In de kinderboekenweek , op 8 oktober, gaan we naar Assen, de hoofdstad van Drenthe, onze provincie.
Daar is een mooi, overzichtelijk plein (het Koopmansplein) dat lijkt op een lager gelegen podium. (Via de webcam van RTV Drenthe kun je vaak meekijken op wat er op dat plein gebeurd.)   
Daar gaan we, op het moment dat er veel mensen bij elkaar zijn op onze stoelen staan en gaan een heldenlied zingen.
We maken, op het blokkenpatroon van het plein, ons eigen stadsvloerpodium.
We brengen een ode aan Drenthe, een ode aan onszelf, een ode aan het leven. We laten aan de hele wereld zien hoe belangrijk het is om (op de stoel) stil te (laten) staan bij wie je bent en wat je kunt.
We laten zien dat cultuur een onlosmakelijk onderdeel is van onze samenleving.
We hebben hoge verwachtingen en laten zien wat we kunnen.


De uitvoering.

Eén van de kidneren begint met het muzikale gedicht, nadat er tromgeroffel klinkt waardoor mensen verwonderd om zich heen gaan kijken en zullen blijven staan luisteren.
Al snel zien de mensen op het plein op verschillende plekken kinderen op een stoel staan. (wij dus!) Een gedicht dat klinkt als een lied, een levenslied, een huldelied, een ode aan jezelf en je eigen omgeving. Dat zal een bijzonder gezicht zijn.
Om een podium te hebben staan we bovenop onze eigen gepimpte stoel. Samen zijn we één stem, doen we, alhoewel iedereen gelukkig verschillend is, hetzelfde. Daardoor zullen de mensen nog meer verbaasd zijn. Met open mond zullen ze staan luisteren, wijzen, kijken en genieten.

Eten wat je hebt gemaakt.

Het optreden zie je zelf niet, omdat je aan het optreden bent.
Of toch wel? Ja dus.
We gaan van de flashmob, het ‘ik sta op mijn stoel project’ filmopnames maken. Dan kunnen jullie ook achteraf zien hoe de verschillende toeschouwers reageerden.
Om het plein waar we het gaan uitvoeren staan verschillende hoge gebouwen. We laten mensen vanaf de daken van die gebouwen filmen en laten ook filmopnames maken door rondlopende cameramensen.
Die beelden voegen we samen, tot een mini-speelfilm dat we als youtube filmpje op het internet zetten. Daar zijn meer ‘flashmob’ filmpjes te zien.
Onze ‘stoelmob’ ( letterlijke eigen vertaling = stoelenbijeenkomst; stoelendans) laten we aan de hele wereld zien!
Daarbij krijgen we hulp. Van het Prins Bernard Cultuurfonds. De mensen van het Prins Bernard Cultuur Fonds willen graag dat mensen nadenken over cultuur. Ze willen laten zien hoe belangrijk cultuur. We gaan de mensen van het prins Bernard cultuurfonds uitnodigen op school. Dan kunnen ze zelf aan ons uitleggen wat ze precies doen en waarom. En waarom hun werk zo belangrijk is. Ze mogen dat doen vanaf één van onze stoelen.
We vinden lezen belangrijk. Omdat je door lezen je wereld groter kunt maken. Lezen kun je op heel veel manieren. Wij doen het nu op deze manier. Gewoon, omdat we weten dat je het nooit zult vergeten!
Wij gaan dit doen om op die manier anders te kijken, om op een andere manier te leren. Een manier waardoor je niet het idee hebt dat je wat leert. Maar ondertussen leer je veel meer dan je zelf denkt.