Tijn zit in het lokaal. Hij luistert naar juf Janette.
Het thema van deze weken is huisdieren en nu praten ze over bijzondere
huisdieren.
‘Ik vind een fret een bijzonder huisdier’, zegt Hidde.
‘Fred?’, roept Raoul. ‘Mijn oom heet Fred.’
Juf Janette zucht. Hidde zucht ook.
‘Nee’, zegt Hidde. ‘Een fret is een beestje, geen oom.’
‘Dat wist ik toch niet’, zegt Raoul.
Juf Janette kijkt de kring rond. Er zijn al heel wat
vreemde huisdieren voorbij gekomen. Een slang is genoemd, en een aap en een
haai. Maar niemand vond een haai echt een huisdier. Meer een dierentuindier en
een oceaandier.
Meester Geert loopt het lokaal binnen.
‘Heb jij ook een huisdier?’, vraagt Naomie aan meester
Geert. Die schudt zijn hoofd.
‘Heb je ook een oom die een fret is?’, vraagt Raoul.
Meester Geert denkt na.
‘Volgens mij niet. Ik ken wel een Fred maar die heeft een
houten poot en die woont op een onbewoond eiland.’
‘Dat kan niet, meester’, zegt Tijn.
‘Wat kan er nu weer niet, Tijn van der Kooi? Kan Fred
geen houten poot hebben of zo?’
‘Jawel hoor. Maar als hij op een onbewoond eiland woont
dan is het eiland niet onbewoond. Dan woont er toch iemand?’
Meester Geert rolt met zijn ogen.
‘Je kon wel eens een heel klein beetje gelijk hebben’,
mompelt meester Geert. ‘Wat een slimme kinderen zitten er hier toch. Wat doen
jullie eigenlijk, juf?’
‘We hebben het over bijzondere huisdieren. Ken jij nog
één?’, vraagt juf.
Meester Geert krabt zijn hoofd, neemt zijn baard in zijn
hand en mompelt:
‘Ik vind een mamagaai een bijzonder kombuisdier.’
‘Die bestaat niet’, zegt Merel.
‘Die bestaat niet’, zegt meester Geert.
‘Waarom noem je het dan?’, vraagt Merel.
‘Waarom noem je het dan?’, herhaalt meester Geert.
‘Je praat me na’, zegt Merel.
‘Je praat me na’, herhaalt meester Geert.
‘Je lijkt wel een papegaai’, zegt Merel.
‘Je lijkt wel een… mamagaai’, lacht meester Geert.
Daarna huppelt meester Geert door het lokaal.
‘Kijk’, zegt hij. ‘Dat vind ik nou leuk, om een vreemd
huisdier te bedenken. Geen papegaai maar een mamagaai.’
‘Wat kan een mamagaai dan allemaal?’, vraagt Tijn.
Meester Geert gaat op een krukje zitten.
‘Kan een mamagaai hetzelfde als een papegaai?’, vraagt
Tijn.
‘Nee zeg. Mamagaaien kunnen veel meer dan papegaaien. Die
mannetjes kunnen alleen maar schreeuwen terwijl mamagaaien ook op een mooie zingende
manier kunnen kletsen.’
‘Waar komen mamagaaien dan voor?’, vraagt Merel.
Meester Geert denkt na.
‘In elk geval niet te dicht in de buurt van papegaaien. Ik
kwam ze wel tegen in kroegen in de havens van de steden waar we aanlegden met
ons…’
Meester Geert sluit zijn mond plotseling.
Tijn kijkt schuin naar boven. Hij denkt diep na.
‘Schip’, zegt hij dan.
‘Schip?’, vraagt juf.
‘Je bent een mamagaai, juf. Je praat me na’, lacht Tijn.
Juf Janette kijkt een beetje dwaas.
‘Je hebt gelijk. Maar waarom zei je dan het woord schip?’
‘Omdat meester Geert dat wilde zeggen maar hij zei het
net niet.’
Meester Geert schudt zijn hoofd.
‘Je bent echt een piraat meester. Ik hoorde het weer.’
Meester Geert fronst zijn wenkbrauwen. Hij kijkt het
lokaal rond.
‘Hebben jullie het ook gehoord?’, vraagt hij aan de
kinderen.
Iedereen behalve Merel schudt het hoofd.
‘Je had het over de kroegen in de havens van de steden
waar je aanlegde. Dat ging over een schip. Je hebt gevaren’, zegt ze.
‘Ja, ik heb wel eens gevaren’, zegt meester Geert. ‘Maar
daarom ben ik nog geen piraat.’
‘En je had het over Fred met zijn houten poot op een
onbewoond eiland. Dat is piratentaal’, zegt Gijs.
‘En in plaats van huisdieren zei je kombuisdieren’, zegt
Rowan.
‘Is dat zo?’, vraagt meester Geert.
Meer kinderen knikken. Juf Janette glimlacht. Ze knikt
heel hard met haar hoofd.
‘Echt Geert. En welke gewone directeur bedenkt nou het
woord mamagaai. Dan moet je wel wat piratenbloed in je hebben.’
Meester Geert zucht.
‘Begin jij nu ook al?’, glundert hij.
‘Straks denkt de hele wereld nog dat ik echt een piraat
ben.’
Meester Geert staat op van het krukje.
‘Ik ga eens op zoek naar een paar mamagaaien,’ zegt hij.
‘Doe dat meester’, zegt juf Janette. ‘En als je er een
gevonden hebt breng hem dan maar naar deze klas. We hebben wel zin in een
mamagaai die op een mooie zingende manier kan kletsen.’
Meester Geert knikt.
‘Arrivederci’, roept hij. ‘Dat is geen Piraats. Dat is
Italiaans en het betekent ‘tot ziens’. Arrivederci, landrotten.’
Dan verlaat meester Geert het lokaal, op weg naar
misschien wel een bijna onbewoond eiland om te kletsen met Fred met zijn houten
poot.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten