woensdag 28 september 2011

Pimp je stoel

Pimp je stoel!

Het leesrijk wordt groter en groter.
Waar het om gaat: leesbevordering.
Het gaat bij het vergroten van de leeswoordenschat, de leeskilometers en het leesplezier om de leefwereld van het kind dat leert lezen.
Ik heb een project bedacht waarbij deze elementen samen worden gevoegd. In samenspraak met het team van obs De Weiert in Odoorn is het idee gaan leven. En hoe.
Leesbeleving, gekoppeld aan een bizoender project. (een project, zo bijzonder dat je het zou willen kussen).
Afgelopen woensdag hebben de kinderen van groep 6,7 en 8 van obs De Weiert in Odoorn hun eigen stoel gepimpt.
Op het schoolplein...
Het thema van de kinderboekenweek is 'superhelden' en door dit project is ieder kind zijn eigen superheld. Het kind sloot, door het pimpen van zijn eigen stoel, aan bij zijn eigen leef en belevingswereld.

Maar dit is nog maar het begin. De kinderboekenweek is nog niet begonnen... Ondertussen oefenen de kinderen een 'Superheldenlied' (en wat daar de bedoeling van is...???)
Houd dit blog in de gaten voor het vervolg. Want deze stap is groot, maar de volgende stappen worden nog groter, nog meer onvergetelijk.
Het enthousiasme is er. De stoelen zijn versierd, geverfd, eigen gemaakt.
Het leesrijk wordt groter, let op mijn woorden...


(en tot slot... een bizoender verhaal over het pimpen van de stoelen)


Meester Korneel beleeft veel en veel te veel
’Meester!’, riep Elle Mieke.
’Ja-ah’, zei meester,
’Wat is dit nou eigenlijk allemaal?’, vroeg Elle Mieke.
’Huh…ik… eeeh, nou, gewoon. Mijn velletjes brood met hagelslag en een plak koek met boter’, zei meester terwijl hij een stoel voor de klas zette en zijn lunchpakket op zijn tafel legde.
’Nee hee, dat bedoel ik niet. Ik bedoel die stoelen die je hier neer hebt gezet. Je sleept nu al een paar keer heen en weer en wij wachten maar een beetje tot de les begint terwijl jij weer en heen loopt. Moeten we niet helpen of zo?’
’Helpen? Neu… het is al klaar. En eigenlijk is de les al begonnen hoor.’
’De les al begonnen?’, vroeg Elle Mieke verbaasd. ‘Welke les dan, meester?’
’De kijk en zie en doe en beeldles natuurlijk’, zei meester simpel.
’Wattuh? kijk en doe en wat nog meer voor les?’, vroeg Henke.
’Nou… dus… gewoon… de kijk en zie en doe en beeld en wiebenjezelfles.’
’Wiebenjezelfles?’, vroeg Elle Mieke. ‘Wat is dat nu weer voor bizoenders?’

’Tja… dat is zo bizoender als je zelf wilt.’

Meester keek ons lachend aan en ik zag dat iedereen wat verdwaasd en wat vreemd zat te kijken naar meester.
’Hmmm… tja, laat ik het maar uitleggen. Kijk. Het is bijna kinderboekenweek en het onderwerp is iets met superhelden. Over durven en lef hebben, of zoiets. Daarom heb ik iets bedacht wat jullie allemaal snappen. En ik dus ook. Ik heb stoelen verzameld en jullie moesten je eigen stoel meenemen’, zei meester Korneel maar hij zuchtte er wel bij.
’Straks gaan iedereen aan de slag met zijn eigen stoel’, zei meester.
’Maar hoezo dan meester, ik heb toch al een stoel?’, zei Elle Mieke.
’Ja hmmmm… tja… eeeeh. Deze stoel wordt een boekenstoel. Jullie boekenstoel. Het is de bedoeling dat je van huis je mooiste of leukste of gekste of leerzaamste of superste of huperste of puperste boek mee. En dan koppelen we die aan deze stoelen.’
Even was het stil in de klas. Ik zag iedereen denken en ik hoorde hersenen knarsen maar niemand zei wat.
’Oh ja, is waar ook’, lachte meester Korneel. ‘De stoel die jullie mee hebben genomen  is onbehandeld. Dat hoort niet helemaal echt bij een favoriet boek. Jullie krijgen van mij de opdracht om je stoel zo te pimpen dat het je eigen stoel wordt, een stoel die precies bij jou past.’
Even was het stil in de klas. Ik zag iedereen denken en ik hoorde hersenen knarsen maar niemand zei wat.
’Pimpen? Wat is dat voor woord meester?’, vroeg Charlie terwijl hij verdwaasd naar de stoel keek die hij mee had genomen.
’Pimpen’, zei meester met een vrolijk gezicht, ‘dat is opvrolijken. Dat is opfrissen en opleuken. Pimpen is op… eeeeh opploppen en opplukken. Pimpen is oppulken en ophuppen. Dat is pimpen. Je gaat aan de slag met je eigen stoel. Je mag je stoel beschilderen of beplakken. je mag hem … alles eigenlijk. En het is de bedoeling dat je ook nog op je stoel kunt staan. Maar waarom dat zo is vertel ik later nog wel.’
Even was het stil in de klas. ik zag iedereen denken en ik hoorde hersenen knarsen maar niemand zei wat.
Meester keek even naar de stoel die voor hem stond.
‘Op deze kan ik volgens mij niet staan. De zitting is bijna doormidden en de poten zijn bijna doorgezaagd.’
’Mag ik er ook een schaakbord van maken?’, vroeg Gjalt. ‘Ik hou van schaken.’
’Jij mag er een schaakbord van maken, juist omdat je van schaken houdt. Het schaakbordstoeltje hoort bij jou. En op je schaakbordstoel komt dan je favoriete boek te liggen. Heb je daar al over nagedacht, Gjalt?’, vroeg meester.
’Ik heb op mijn kamer een encyclopedie van vierentwintig delen. Van die dikke boeken vol dingen die ik wil weten’, zei Gjalt met een serieus gezicht.
’Oeps’, zei meester. ‘Ik denk zeker te weten dat jouw krakkemikkige stoel niet meer dan vijfentwintig kilo kan tillen. Alle vierentwintig delen van de encyclopedie is dus te zwaar, verwacht ik. Eén boek mag wel’, zei meester.
’Is goed’, zei Gjalt. ‘Dan neem ik die mee waar de ‘r’ woorden in staan. Daarin gaat het over de relativiteitstheorie.’
Even was het stil in de klas. Ik zag iedereen denken en ik hoorde hersenen knarsen maar niemand zei wat.
’Dat is goed, jongen. Dat is heel goed. Iemand anders nog een idee?’, vroeg meester.
‘Mag ik ook wat oude donald duckjes verknippen en de plaatjes op mijn stoel plakken?’, vroeg Henke. Ík hou van de verhalen uit de donald duck.’
Meester knikte met heel zijn lijf.
’Geweldig’, zei hij.
’Ik heb nog wel oude laarzen. Mag ik elke stoelpoot in een laars zetten en die dan vastplakken?’, vroeg Jorien.
Meester glom van oor tot oor.
’En op het stoelblad doe je dan zeker spullen uit de natuur, omdat je zo van de natuur en biologie houdt?’, vroeg meester. Jorien knikte.
’Ik zou mijn stoel wel willen beschilderen. Met mooie felle kleuren. Zoiets als Mondriaan’, zei Majorie.
Weer knikte meester juichend, met zijn armen in de lucht.
’Zo dus. iedereen maakt van zijn stoel zíjn stoel… dus. Zo krijgen we achttien verschillende stoel met achttien verschillende boeken… dus.
Even was het stil in de klas. Ik zag iedereen denken en ik hoorde hersenen knarsen maar niemand zei wat.
’Wat een idee, meester’, fluisterde Charlie.
’En jij dan, meester. Hoe gaat jouw stoel er uit zien?. vroeg Elle Mieke.
”hmmmm… dus… tja… nog niet over nagedacht… gewoon wit denk ik. Of pimpelpaarsgestippeld zoals een rode paddestoel met witte stippen alleen dan anders. Of beplakt met veren van een brulkikker of met de strepen van een zebrapad. Misschien wel met uitgekauwde kauwgum of… eeeeh met wc papier zodat ik een mummystoel krijg. Of… eeeeh ik beschilder gewoon mijn hand en druk mijn hand dan op de stoel. Dan heeft mijn stoel mijn handtekening. Wat denken jullie?’
Even was het stil in de klas. Ik zag iedereen denken en ik hoorde hersenen knarsen maar niemand zei wat.

’Ik vind een voettekening leuker, meester’, zei Charlie.
Meester keek verwonderd naar Charlie. Meester vrolijkte opeens zijn gezicht en glom van oor tot oor.
’Goed idee’, mompelde hij en liep de berging in die achter een deur in de klas verborgen was.
Even later kwam hij terug met een pot kwasten, een stuk karton en tubes verf. Meester ging op zijn stoel zitten, deed zijn schoenen en zijn sokken uit en krulde krommend zijn tenen.
’Zal ik even een raam open zetten, meester?’, vroeg Charlie.
’Ha… nee hoor… vanmorgen net gewassen’, zei meester.
’Wat, de ramen, meester?’, vroeg Charlie.
’Nee-hee, mijn voeten natuurlijk’, vrolijkte meester. Hij pakte het karton en spoot er wat verf op. Daarna voelde hij met zijn dikke teen voorzichtig aan de rode verf. Daarna smeerde hij met diezelfde teen de rode verf een beetje over het karton. Vervolgens deed hij hetzelfde, met zijn andere dikke teen, met de blauwe verf. Hij smeerde ook wat groene en gele verf uit en stapte op het stuk karton. Hij liet zijn voeten de verf op verschillende plekken raken en keek even later met guitige ogen naar ons.
’Dit past echt bij mij, dit stoeltje. Ik wil graag overal voetstappen neerzetten, ik hou van lopen en wandelen en rennen en huppelen en hollen en springen en slenteren. Ik hou van kleur en nog meer kleur. Ik zal het goede voorbeeld geven door als eerste een stoel zó te pimpen dat het past bij wie ik ben… dus.’
Meester Korneel pakte een stoelt en zette hem voor zich neer. Hij zette eerst zijn linker voet op de stoel en wilde toen helemaal op de stoel stappen.
’Meester, je zei toch dat die zitting op knappen stond’, zei Gjalt terwijl meester met twee voeten tegelijkertijd op zijn eigen stoeltje stond.
Even was het stil in de klas. Ik zag iedereen denken en hoorde hersenen knarsen maar niemand zei wat.
Toen klonk er gekraak zoals echt gekraak kan klinken. Vier stoelpoten bogen en barsten en krakten en kraakten dat het een lieve lust was. Ze zwikten en zwakten en zwokten en zwukten zuchtend tot ze alle vier een kant op kraakten. Meester zakte zestig centimeter naar beneden en kwam, op de stoelzitting, op de grond terecht.
’Nee hè, heb ik weer’, mompelde hij.
Wij mompelden niet. We lachten allemaal onze eigen lach en samen lachten we een orkaanlach.
Meester Korneel stapte terug van de stoelzitting af op het stuk karton. Hij ging op zijn eigen stoel zitten en pakte de stoelzitting. Toen de orkaan een fluisterlachje was geworden hield meester de stoelzitting met zijn voettekening omhoog.
’Een echte meester Korneel stoelzitting’, zei hij.
’Kun je wel zeggen, meester. Dat kun je echt wel zeggen’, zei Elle Mieke. ‘Het past zo echt bij wie je bent. Een bizoendere brokkenmaker die overal zijn voetstappen achterlaat.’
’Dat is mooi gezegd, Elle Mieke. Dat is mooi gezegd. Die onthoud ik.’
’Wij ook, meester. Wij ook.’
Even was het stil in de klas. Ik zag iedereen denken en hoorde hersenen knarsen maar niemand zei wat.

Natuurlijk zijn we aan de slag gegaan. Iedereen had er zin in en aan het eind van de morgen hadden we negentien hele verschillende kunstwerken. Onze stoelen kwamen verspreid in het lokaal te staan en meester zette zijn stoel zonder poten in de vensterbank, bij de rest van zijn verzameling bizoendere voorwerpen.

Meer meester Korneel verhalen?

zaterdag 24 september 2011

potloodstompje

Ik was gister in een school.
Ik liep een klas binnen.
Te onverwacht voor een jongen.
Hij gooide vijf kleurpotloden op de grond.
Gisteravond zag ik the voice of hallonad en hoorde 'true colors'

De jongen uit de klas / true colors / daar zit een verhaal in, dacht ik/ en het was zo.

Meester Korneel beleeft veel en veel te veel. Hij geeft les zonder dat de kidneren in zijn klas door hebben dat ze les krijgen. Hij vertelt levensverhalen die levenslessen blijken te zijn. Zo vergroot hij het leesrijk, het gebied waar je met woorden het schatrijk (het gebied, rijk aan woordenschatten) groter maakt...
kleurpotloodstompje.
 
Meester Korneel beleeft veel en veel te veel.
‘Meester, het is weer zo ver, zei Jarno.
‘Wat is weer zo ver, Jarno?’
‘Nou, kijk dan. Janke heeft weer eens haar potloden op de grond gegooid.’
‘Hmmm’, zei meester Korneel terwijl hij om zich heen keek. De kop koffie die hij net had opgehaald uit de keuken zette hij op mijn tafel. Hij legde langzaam de zeven potloden die verspreid op mijn tafel lagen in een groep bij elkaar. Daarna ging hij op een kruk zitten en zweeg.
’Ik kon er niets aan doen, meester’, mompelde Janke.
Meester schudde zijn hoofd lichtjes. Het was alsof hij zei ‘dat weet ik toch’, of ‘geen probleem’, of ‘dat snap ik.’
Meester stond op en slenterde naar de vensterbank. Hij pakte het verroeste blik waar hij zijn verzameling kleurpotloodstompjes in bewaarde.
Daarna ging hij weer naar de kruk, nam een slok koffie en deed een greep in het blik.
‘Ik verzamel potloodstompjes’, zei hij en liet een handvol potloodjes zien. ‘Gewoon omdat het onzinnig is. Iedereen moet soms gewoon wat onzinnigs doen. Of verzamelen. Of zeggen. Dat moet kunnen. Daar leren we van. Daarom mag ik van mezelf stompjes kleurpotloden verzamelen.’
Meester legde de potloodstompjes terug in het blik en greep een handvol anderen.
‘Deze stompjes waren eerst hele potloden. Deze stompjes zijn nu zo klein dat ik ze niet meer fatsoenlijk vast kan houden als ik wil kleuren. Toch gooi ik ze niet weg.’
‘Waarom niet meester?’, vroeg ik.
’Vind ik zielig. Want kijk. Deze stompjes hebben heel lang gewacht tot ze aan de beurt waren om te mogen kleuren. Maar ze zijn te klein om goed mee te kúnnen kleuren. En dus gooit iedereen ze normaal gesproken weg. Dat is toch zielig?’
Meester keek ons allemaal aan en vervolgde zijn verhaal.
‘Elke keer als een potlood, dat nu dit stompje is, geslepen werd dacht dit stukje potlood ‘ha, fijn, wij zijn bijna aan de beurt’. Maar nee dus. Op het moment dat ze aan de beurt waren werden ze in de prullenbak gegooid. Ik redde ze. Daarom verzamel ik ze. Nu zeggen ze tenminste vrolijk tegen elkaar dat ze onderdeel zijn van een onzinnige verzameling van meester Korneel.’
’Nou, geweldig’, zei Charlie.
‘Precies. Geweldig’, zei meester Korneel. ‘Elk van deze stompjes heeft wat te vertellen. Ze hebben gezien hoe tekeningen werden gemaakt. Hoe Luit, een jongen die hier zeven jaar geleden in de klas zat, een hartje tekende voor Eline, en die daarna aan haar gaf. En dit stompje heeft gezien hoe Mirjam hard aan het krassen was toen ze net had gehoord dat haar beste vriendin ging verhuizen. En dit stompje. Kijk.’
Meester hield een rood potlood omhoog. ‘Als je goed kijkt zie je dat hier een hele liter tranen over is gevallen. De tranen van Jeffrey. Hij zat hier op school, negen jaar geleden. Hij was eeeh…’ Meester stopte even. Hij zocht naar woorden en hij keek starend in de verte.
’Heel ziek, meester’, vulde Jorien aan. ‘Hij was mijn grote neef.’
Meester knikte. Daarna schraapte hij zijn keel.
‘En deze mini potloodjes. Die waren van Hermien. Ze deed een wedstrijdje met me. Ze wilde de kleinste stompjes van allemaal hebben. Kijk. Het is haar gelukt. Deze potloden zijn zo klein dat ik ze bijna geen potloden meer kan noemen.’
We keken naar meester. Hij grabbelde in het blik, haalde er vier nieuwe potloden uit en liet ze zien.
’Elk potlood vertelt een verhaal. De meeste ken ik niet. Of wil ik ook niet kennen. Maar sommige potloden blijven me bij. Die verhalen heb je net gehoord. De potloden zitten niet voor niets in dit blik. Als je dan ook ooit eens wat potloden door de lucht ziet vliegen, dan eeh… .’ Meester pauzeerde even. Hij keek naar Janke.
’Dan vertellen ze, zonder dat ze wat zeggen, tóch een verhaal. Bijvoorbeeld het verhaal van de som die je niet snapte waardoor je boos op jezelf werd en een potlood weggooide. Gewoon, uit woede op jezelf.’
Meester keek naar Janke. Die schudde heel licht haar hoofd.
‘Of het verhaal dat eeh… dat net iemand iets tegen je zei wat je absoluut niet leuk vond. En dat je dan, omdat je geen woorden kunt vinden, maar een potlood naar de ander gooit.’
Janke schudde weer heel licht haar hoofd.
’Of het verhaal dat eeeh… er iets zo onverwachts gebeurde in de klas. Iets waar je helemaal geen rekening had gehouden. Bijvoorbeeld dat je vergeten was om je proefwerk topografie te leren. En dat iemand dan zei dat je dat had na de pauze. En dat je dan zo baalde omdat je het was vergeten. Dat je daardoor een paar potloden door de klas gooide. Dat kan allemaal.’
Weer schudde Janke heel licht haar hoofd.’
‘Die potloden vallen misschien wel gewoon een keer uit je handen als je… nou, bijvoorbeeld wanneer je ouders weer eens ruzie hadden.’
Weer pauzeerde meester. Hij liep sluipend naar Jankes potloden die her en der verspreid op de grond lagen. Hij raapte ze op. Janke knikte. Meester zag het. Ik ook. Iedereen zag het.
’En dan kan het zijn’, zei meester, ‘dat je daar dan aan denkt als het fruitpauze is. Omdat de appel die je bij je hebt door je moeder in je tas is gedaan. En dan denk je dus per ongeluk aan thuis, terwijl je dat eigenlijk niet wilt.’
Janke knikte nog een keer.
Meester liep naar haar tafel en legde de potloden onhoorbaar op Jankes tafel.
’En dan word je boos. Op je moeder. En op je vader. En misschien wel op jezelf. Omdat je denkt dat het aan jou ligt, die ruzie. En door die boosheid vliegen de potloden die je in je hand had zo maar door het lokaal.’
Meester liep naar zijn koffiekop en nam een slok.
’Koud’, mopperde hij. Daarna pakte hij mijn potloden en gooide ze door het lokaal.
’Koude koffie. Jakkiebah. Wie heeft het gewaagd om me koude koffie te geven?’, vroeg hij  lachend.
’Je hebt het koud laten worden, meester’, zei Janke.
’En dat komt niet door jou. Als je dat maar weet’, zei meester. ‘Net zoals de ruzie thuis niet door jou komt’, fluisterde hij.
Janke knikte.
’Elke potlood vertelt een verhaal’, zei meester. ‘En nu gaan we zo naar buiten.’
‘Mag ik binnen blijven, meester?’, vroeg Janke. ‘Deze potloden moeten nog even aan het werk. Ze moeten eigenlijk nog een paar tekeningen maken en wat woorden schrijven. Voor mijn vader en moeder.’
Meester knikte. We knikten allemaal.
’Goed’, zei meester. ‘En nu allemaal, behalve Janke, naar buiten. Dan haal ik een kop warme koffie op.’
We schoven onze stoelen aan en slenterden het lokaal uit. Ik zag dat meester mijn potloden weer opzocht en ze op mijn tafel legde. Hij knipoogde naar mij. Ik knipoogde terug.



 


 

donderdag 22 september 2011

burge-meester Korneel

Het leesrijk wordt groter.
Door aan te sluiten bij de leef en belevingswereld van het kind wordt zijn leesrijk groter.
Zo kwam de burgemeester van de gemeente Borger-Odoorn (Marco Out) gisteren op bezoek in groep 7 en 8 van openbare basisschool 'De Westhoek' in Tweede Exloermond.
Stof genoeg om een verhaal te schrijven rond mijn anti-held, meester Korneel, die tijdens dat bizoendere bezoek nadrukkelijk aanwezig is. Geeft hij (meester Korneel) ruimte aan zijn kinderen? Ach, vandaag even niet. Morgen wel weer, als het leesrijk weer groter wordt...

Meester Korneel beleeft veel en veel te veel.
Dat was wat vanmorgen. We hadden hoog bezoek in de klas. Burgemeester Arco Mout was op bezoek. Echt waar. Ik weet niet meer precies waarom. Iets over een opening van de oktobermaand kindermaand. Of zoiets. We mochten hem vragen stellen en toen we dachten dat we alles hadden gehad mochten we nog meedoen aan een quiz.
‘Meester Korneel, doe jij niet mee?’, vroeg de burgemeester toen iedereen klaar stond.
’Wie? Ik? pfff, lijkt me niet goed. Met mijn enkel.’
’Wat is er dan met je enkel?’, vroeg burgemeester Mout.
‘Oh nee hè’, zuchtte Charlie. ‘Je gaat het toch niet nog een keer vertellen toch, meester.’
Meester grijnsde.
’De burgemeester vraagt het. Dan moet je toch antwoord geven, of niet soms?’
‘Hoeft niet hoor’, zei de burgemeester.
‘Hoeft niet hoor’, zei Charlie.
‘Geen moeite’, zei meester Korneel. ‘Kijk. Afgelopen weekend struikelde ik over de stoeprand. Mijn enkel is zwak en ik zwikte die zwakke enkel zomaar een beetje dubbel. Dat is het hele verhaal. En daarom kan ik niet mee doen met de quiz.’
‘Dan kunt u misschien wel het beste daar blijven zitten’, zei de burgemeester. ‘Ik stel een vraag. Je kunt uit twee antwoorden kiezen. Vervolgens zeg ik ’ren je rot’ waarna je naar de juiste hoek van het lokaal rent. Sta je in de goede hoek dan mag je verder. Heb je het verkeerde antwoord gegeven dan ga je op je plek zitten. Duidelijk?’
We knikten. Meester Korneel ook.
‘Wat krijgt de winnaar dan?’, vroeg Henke.
’Je bent de rest van deze week burgemeester van de klas’, zei burgemeester Mout. ‘En je krijgt drie minuten en vierentwintig seconden mijn ambtsketting om.
‘Dat wil ik ook wel’, mompelde meester Korneel bijna onverstaanbaar. ‘Ik doe toch mee.’
Meester stond op en strompelde naar ons.
‘Oh ja’, zei de burgemeester. ‘Ik doe zelf niet mee. Ik ben blij dat ik die paar minuten van deze geweldig mooie ketting ben verlost.’
We knikten.
’Dat kan ik me niet voorstellen, burgemeester’, zei meester Korneel.
Burgemeester Mout zei niets. Hij pakte een aantekenboekje uit de binnenzak van zijn pak en las de eerste vraag voor.
‘Oktober is de tiende maand van het jaar’, las hij voor.
‘Maar wat betekent okto? Is het antwoord tien, dan ga je naar de linkerhoek. Is het acht dan ren je naar de rechterhoek.’
‘Makkie’, zei meester Korneel. ‘Hebben we net bij biologie gehad toen we het hadden over de octopus.’
‘Je zegt het toch niet voor hè’, mompelde Arco Mout.
Meester schudde zijn hoofd.’
Ren je… rot’, zei de burgemeester.
Daar gingen we. Iedereen rende naar de rechterhoek.
‘Iedereen mag nog meedoen’, zei de burgemeester. ‘Volgende vraag. Het wassenbeeldenmuseum in Amsterdam. Hoe heet dat? Linkerhoek: Madame Tot zo. Rechterhoek: madame Tussauds.’
‘Ha ha, Tot zo’, zei meester. ‘Grappig zeg.’
We renden weer allemaal naar de goede hoek.
’Ik heb het idee dat je het een beetje voorzegt, mijn beste meester’, zei de burgemeester.
Meester trok een verbaasd gezicht. Hij schudde zijn hoofd.
’Hoe heet het beroemdste schilderij van Rembrandt?’, vroeg de burgemeester. ‘Linkerhoek: de dagwacht. Rechterhoek: de nachtwacht.’
Meester zei niets. Hij maakte dit keer alleen een snurk geluid. ‘Gngnkgnggg’
’Meester. Je zegt het voor’, riep Marieke.
’Ik zeg niets hoor’, antwoordde meester.
Iedereen rende natuurlijk weer naar de goede hoek. De burgemeester krabde zich achter zijn oren.
’Moeilijk vraag dit keer’, zei hij. ‘Het grootste hunebed van Nederland staat in… linkerhoek: Borger. Rechterhoek: Tweede Exloërmond.’
‘U bedoelt dat Tweede Exloërmond waar geen hunebedden staan omdat het een veendorp is?’, vroeg meester Korneel.’
We zuchten.
’Meester, je zegt het voor’, zei Elle Mieke.
’Nee hoor, ik stelde alleen maar een vraag, toch. Volgens mij zei ik niets voor’
We hadden het natuurlijk weer allemaal goed toen we in de linkerhoek gingen staan.
‘Hmm’, zei de burgemeester. ‘Volgens mij moet u maar eens in de hoek staan.’
Meester Korneel deed net of hij schrok.
’Ik zal het nooit meer voorzeggen’, zei hij.
‘De moeder van koningin Beatrix heette Juliana. Linkerhoek: ja. Rechterhoek: nee.’
‘Juli-ja-na’, zei meester Korneel.
’Stop’, zei de burgemeester. Hij werd een beetje rood van opwinding.
’Okay. Okay. Ik snap het. Niet voorzeggen. Lastig hoor.’
‘Ik stel de volgende vraag. Een makkelijke’, zei de burgemeester. ‘Zitten er 12 pinguïns in een dozijn? Links is ja. Rechts is nee. Ren je… rot.’
Meester Korneel zei niets. Hij bleef staan. Wij niet. We renden allemaal tegelijkertijd naar de linkerhoek. Meester slenterde naar de rechterhoek. Hij hinkte, alsof zijn enkel weer pijn deed.
We keken naar meester.
’Heb je geen zin meer, meester?’, vroeg Henke.
‘Mijn enkel’, zei hij.
We knikten.
Burgemeester Mout glimlachte opgelucht.
’Het spijt me, meester. Maar de kinderen hebben toch echt gelijk. U bent af. Er zitten 12 pinguïns in een dozijn. Je moet zitten.’
‘Goed’, zei meester Korneel. ‘Krijg ik dan nu die ketting om?’, vroeg meester.
De burgemeester schudde zijn hoofd.
’Nee, u bent af. U mag niet meer meedoen.’
’Dacht het niet. Ik heb gewonnen’, zei meester Korneel. ‘De vraag was namelijk of er 12 pinguïns in een dozijn ZITTEN. Nou, nee. Pinguïns kunnen namelijk helemaal niet zitten. Als ze op een ei gaan dan zakken ze wat door hun hurken. Maar zitten? Nee, dat kunnen ze niet. Dus kunnen er al helemaal geen 12 pinguïns in een dozijn zitten als ze niet kunnen zitten, toch?’
We keken elkaar aan. We schudden het hoofd en moesten lachen.
’Geef hem maar gelijk, meneer burgemeester Mout’, zei Charlie. ‘Hij wil graag die halsketting een keer om. Gun hem die lol maar, dan is hij weer zoet.’
We keken naar de burgemeester. Die keek van ons naar zijn aantekenboekje. Daarna toverde hij een gulle glimlach op zijn gezicht.
‘Doen we. Ik zal er vandaag waarschijnlijk niet achterkomen of je gelijk hebt, Korneel. Maar je uitleg klinkt in elk geval goed. Jongens en meisjes. Ik heb een idee. Iedereen krijgt even mijn ambtsketting om. En jullie meester promoveren we tot burge-meester. Wat vinden jullie daarvan?’
We juichten. Iedereen kreeg de ambtsketting om. En als laatste was meester Korneel aan de beurt.
‘Burgemeester Korneel’, zei meester zacht toen hij de ambtsketting om kreeg. Hij glom van oor tot oor. Meester keek zo blij als een jongetje dat net heeft leren fietsen. En wij… we keken meester aan en glimlachten met hem mee.

woensdag 21 september 2011

Fluitend

Fluitend slenter ik door het leesrijk. Vanmiddag heb ik elf leerkrachten mogen inspireren.
Dat doe ik. Dat is mijn werk: inspireren.
Moeilijk?
Nee, natuurlijk niet. Ik doe het fluitend.
Maar dan moet je wel kunnen fluiten.
Dat kan ik. Op twee manieren zelfs. Tussen mijn tanden door en de getuite lippen versie.
Het leesrijk wordt groter omdat elf leerkrachten weten wat ze gaan doen tijdens de Kinderboekenweek.
En omdat ze een manier hebben gekregen om in vijf minuten een verhaal te bedenken.
Fluitend maken ze met mij het leersrijk groter...

Oh ja. Niet iedereen kan fluiten. Maar dat op zich zorgt voor een vrolijk verhaal(tje)
Fluiten.

‘Juf’, roept Joke.
Juf Henk kijkt naar Joke.
Juffie’, roept Joke nog een keer. Ze ziet helemaal niet dat juf Henk al lang naar haar kijkt.
‘Ja’, zegt juf Henk. ‘Wat is er?’
‘Ik kan het al hoor’, zegt Joke.
‘Dat is mooi’, zegt juf Henk. ‘Maar wat kan je dan al?’
 ‘Fluiten natuurlijk. Ik kan fluiten. Wil je dat horen?’
Juf Henk lacht naar Joke.
‘Ik kan echt fluiten hoor, juf.’
‘Geweldig. Laat maar eens horen. Ik ben benieuwd’, lacht juf Henk.
Joke tuit haar lippen. Haar ogen worden groot. Dan blaast Joke lucht tussen haar lippen door naar buiten.
‘Pfuu. Pfuu’, klinkt het.
Juf Henk klapt in haar handen.
‘Goed zeg. Dat kan ik niet eens.’
‘Ja. Goed hè?’
‘Van wie heb je dat geleerd?’, vraagt juf Henk.
Joke kijkt vrolijk naar juf Henk.
‘Van mezelf’, zegt Joke.
‘Wauw, van jezelf. Zo maar?’
Joke knikt. ‘Ik kan echt fluiten hè?’
‘Ja. Ik heb het net gehoord. Mag ik er nog een keer naar luisteren?’
Joke schudt haar hoofd.
‘Nu niet. Eerst ga ik naar meester Geert. Hij mag het ook horen’
Joke loopt weg. Verderop staat meester Geert. Daar loopt ze naar toe.
 ‘Meester’, roept ze als ze vlak bij meester Geert staat.
Juf Henk draait zich om. Ze loopt haar eigen klas in. Nog net hoort ze Joke weer fluiten.
‘Pfuu. Pfuu.’
Juf Henk probeert het ook. Ze tuit haar lippen en blaast.
Er komt geen geluid. Alleen een paar spetters spuug. Juf veegt de spuug van haar kin. Pim ziet het.
‘Je mag niet spugen juf’, zegt hij.
‘Ik wilde fluiten’, zegt juf Henk.
Pim kijkt naar juf Henk. Hij schudt zijn hoofd.
‘Maar dat kun je helemaal niet’, zegt hij.
Juf lacht.
‘Dat klopt. Dat weet ik nu weer heel zeker. Maar vanavond, als ik thuis ben. Dan ga ik weer oefenen.’
‘Dat is goed, juf’, zegt Pim. ‘Dan kun je morgen vast zo goed fluiten als Joke.’
‘Ik hoop het, Pim. Maar dat weet ik nog niet zeker’, zucht juf Henk.

zondag 18 september 2011

Het leesrijk (4): Meester Korneel

Het leesrijk.
Ik schrijf. Dus wil ik gelezen worden.
Maar daarnaast wil ik dat elke school zijn eigen leesrijk inricht.
Door boekenkasten te plaatsen en te vullen. Door plafondplaten te vervangen door plafondplaten met bizoendere woorden of teksten.
En natuurlijk wil ik dat elke leerkracht voorleest.
Dus. Lees voor. Onderstaand verhaal bijvoorbeeld.
Over meester Korneel, mijn meester Korneel.

aardewerk detector

Meester Korneel beleeft veel en veel te veel.
Vanmorgen liep Okki zwevend de klas binnen. Het haar op haar spitse hoofd wapperde alle kanten op en haar gymschoenen raakten de grond bijna niet.
‘Ik heb een schat gevonden”, zei ze tegen meester Korneel die in de deuropening stond.
Meester heeft wel eens gezegd dat hij ’s morgens op de drempel staat om naar ons te kijken. Dan kan hij aan onze hoofden zien hoe we ons voelen. Dan kan hij aan onze ogen zien of we niet te laat op bed zijn gekomen en zo, maar daar geloof ik niets van. Volgens mij doet hij zijn best om ons een beetje te plagen. Of om ons opzettelijk te laten nadenken over weer een nieuwe bizoendere dag met hem.
‘Dus... je hebt een schat gevonden’, herhaalde Meester Korneel fluisterend. ‘Wat eh... wat eh voor een schat? Je hebt toch niet de stinksokken terug gevonden die Jarno vorig jaar tijdens jullie schoolreisje op verbazingwekkende manier is kwijt geraakt, toch? Of wel?’
Okki schudde licht haar hoofd waardoor haar haren golvend op en neer dwarrelden.
‘Je hebt toch niet eh… eh... het afgekauwde ondersteboven gekloven bot van de hond van de buurvrouw van de directeur gevonden hè? probeerde meester Korneel nog een keer. Okki schudde weer zacht de wapperende haren op haar hoofd heen en weer.
‘Neehee’, zei ze ongeduldig. ‘Dit heb ik gevonden.’
Langzaam opende ze haar rechterhand. Ik zag dat er in haar handpalm een paar scherven aardewerk lagen.
‘Dus... dus…. dus? Dit is je schat? Aha, bijzonder. Hoe kom je hier aan?’, vroeg meester Korneel.
‘Gewoon, op het land achter ons huis. Daar heeft boer Roelof geploegd en toen kwam dit bovendrijven’, mompelde Okki.
‘A ha, dussss... eh… bovendrijven. Juist ja. Vreemd, vind je niet? Een boer ploegt en scherven komen boven drijven. Drijvende scherven. Dat doet me denken aan eeeh… heb ik jullie ooit al eens verteld van mijn onovertroffen schatgraversavonturen?’
Ik keek naar meester Korneel en zag aan de denkrimpels in zijn gezicht dat hij aan het broeden was. Hij was aan het broeden op één of ander krakkemikkig verhaal. Okki ging zitten en meester Korneel ging voor de klas staan.
‘Toen ik zo oud was dat mijn moeder niet meer wist of ze me zoontje of zoon moest noemen zwierf ik soms urenlang over de weilanden rond dit zeer fraaie en geheimzinnige dorp. Mijn uitvindopa had, samen met mij natuurlijk, een aardewerkdetector uitgevonden. Ja, echt waar. Ik zie jullie een beetje vreemd kijken. Maar het is echt waar. Een aardewerkdetector dus.
En met die detector zwierf ik langs de randen van het dorp nadat boer Roelof de grond van zijn weilanden weer had omgegooid met die dikke tractor van hem. Zo snel híj van het land was verdwenen schoof ik in mijn klompen. Daarna pakte de aardewerkdetector uit de uitvindschuur van opa. Ik smeerde vervolgens een paar vellen brood met pindakaas. Tot slot vulde ik een veldfles met koude thee zonder suiker maar met een beetje koffiemelk en slenterde over het land. Detector aan en wachten op de eerste piep.’
Meester Korneel was weer eens helemaal vergeten om ons les te geven. Hij vertelde niet over rekensommen die niemand snapte. Hij legde geen taalles uit die toch te moeilijk was. En hij liet ons niet lezen in onbegrijpelijke saaie, veel te dikke monsterachtige boeken met veel te kleine letters.
Meester Korneel vertelde een verhaal en dan waren andere zaken onbelangrijk. Okki had ondertussen de schatscherven op haar tafel gelegd. Het waren zeven stukjes, zag ik. Een paar hadden blauwe randjes en één stukje was een beetje groen. Het waren gewone ongewone scherven die ze op het weiland achter hun huis had gevonden.
‘Ik eh… eh... dus… liep over het land en al bijna direct na een uur klonk de eerste piep. Ik had een schepje bij me en ploegde de door boer Roelof omgeploegde grond nóg een keer om. Daar vond ik, ik weet het nog als de dag van eergisteren of nog iets langer geleden, een stuk glas. Het was een heel bizoender stuk glas. Ik pakte het uit de akker, maakte het schoon en hield het omhoog, tegen de zon.
Je wilt niet weten wat ik toen zag. Het licht van de zon scheen door het glas en ik kreeg allerlei kleuren te zien. Ook ultramarijn, violet en ultraviolet. Alle denkbare en ondenkbare schitterende kleuren kletterden smeltend dwars door het stuk glas. Daarna spatten ze op de grond om me heen uit elkaar. Het stukje glas leek wel een diamant, of een saffier of een diaffier of een safiamant. Nou, werkelijk waar, ik ben gaan zitten in de akker en heb mijn velletjes brood met pindakaas opgesmikkeld en mijn veldfles met koude, suikerloze koffiemelkthee leeggedronken. Ondertussen kon ik mijn ogen niet afhouden van het stuk glas. Ik moet het thuis nog wel ergens hebben liggen, geloof ik.’
Meester Korneel zuchtte en keek naar Okki.
‘Mooi dus dat je je schat mee hebt genomen, Okkie, anders was mijn glasverhaal helemaal ergens in de diepe grotten van mijn geheugen verborgen blijven zitten.’
Meester Korneel keek eens rond in de klas.
‘Een mooi verhaal, meester’, zei Ricardo. ‘Maar zoals gebruikelijk klopt er weer geen sikkepit van.’
Ik keek naar Ricardo. Die zat op het puntje van zijn stoel.
‘Boer Roelof is net zo oud als mijn vader. Als hij ook al aan het boeren was toen jij jong was dan zou boer Roelof al in zijn luiers aan het werk moeten zijn geweest.’
Ik moest glimlachen. De andere kinderen ook. Het was Ricardo gelukt om een verhaal van meester Korneel te ontmaskeren als een bizoender verhaal vol halve leugentjes en hele onwaarheden.
‘En eeeeh... eeh meester. Als je opa ooit al een aardewerkdetector uitgevonden zou hebben, hoe kan het dan dat de aardewerkdetector piepte bij… eh… eh glas’, mompelde Okki.
Meester Korneel was stil, vierenvijftig seconden lang. Wij, de dappere heldere pientere oplettende superkinderen in zijn klas glimlachten nog meer dan even daarvoor. Meester Korneel zocht naar woorden die hij niet kon vinden.
‘Eh… eh… dus… ja, ehm, tsja… pak jullie weektaak maar’, zei hij tenslotte.
Lachend gingen we aan het werk. Okki ook. Ze had haar zeven scherven nog steeds netjes naast elkaar op haar tafel liggen. Daar bleven ze de hele dag liggen om ons er steeds aan te helpen herinneren dat we meester Korneel hadden ontmaskerd als superfantast.

de ziener en het leesrijk

Ik weet dat ik een punt heb. Dat ik ergens gelijk in heb. Maar dat gelijk krijg ik pas over zes, zeven jaar na nu. Zo is het altijd gegaan. Maar pas sinds kort besef ik dat het altijd zo is gegaan.
In mijn ‘twitterprofile’ stond het woord ‘ziener’. Ik noemde mezelf een ziener.
@marcelvandriel vond het wat aanmatigend. Hij had gelijk, dacht ik, en ik verwijderde het woord ziener.
Een ziener ziet, weet, voelt, kijkt voorwaarts.

Over zeven jaar ziet iedereen in hoe belangrijk het is dat elke basisschool een rijk gevulde bibliotheek heeft. Dan beseft elke directeur dat zijn school een leesrijk is: een gebied waarin lezen (in al zijn facetten) centraal staat.
Er moeten meer plekken komen waar gelezen wordt. Bibliotheken sluiten en komen (letterlijk en figuurlijk) verder weg te staan van het kind. Leesplezier/ leesbeleving/ het ondergaan van leesgenot wordt minder onder een grotere groep kinderen. Schrijvers en boekwinkels doen hun best een eigen plek te veroveren. Uitgeverijen gaan zien dat ze minder afzetten bij bibliotheken, omdat er minder bibliotheken zijn!
Over vijf, zes, zeven jaar is er een nieuwe realiteit. Dan komt er het besef bij de uitgeverijen dat ze veel meer dan nu de scholen als klant moeten aanspreken.
Hun doel wordt dan: kilometers boeken binnen de scholen plaatsen.
Over vijf, zes, zeven jaar worden dan de scholen leesrijken. Daar profileren scholen zich dan mee.
Dan pas. Let maar op.
Wie helpt me mee mijn punt te maken?
Ik voel namelijk de drang opkomen om het woord 'ziener' weer aan mijn twitterprofiel toe te voegen. Gewoon, omdat ik het ben.

woensdag 14 september 2011

juf Henk en de praatstok

Leesbevorderingsactiviteiten.
Een hele mond vol. Het zou simpeler moeten kunnen.
Waar het mij om gaat?
Maak van elke school een leesrijk waar het kind in verwondering rond loopt en leert zonder dat hij door heeft dat hem wat geleerd wordt.
Laat hem trots zijn op de resultaten en geef hem wat hij nodig heeft: een aantrekkelijke, uitdagende leeromgeving waar het goed toeven is. Maak een leesrijk en zorg er, samen met kind voor, dat dat leesrijk groter wordt met elk woord dat het leest...

(en lees, als je juf of meester in groep 1 of 2 bent, onderstaande verhaaltje morgen voor)

‘Kijk’, zegt juf Henk. ‘Dit is onze praatstok.’
‘Praatstok?’, vraagt Pien. ‘Wat is dat?’
‘Is dat een stok die kan praten?’, vraagt Pim.
‘Nee’, zegt juf Henk. ‘Luister maar. Wanneer je wat aan alle kinderen wilt vertellen dan krijg je deze praatstok. Dan mag je vertellen. Alleen als je deze praatstok hebt mag je vertellen.’
Pim knikt.
‘Mag ik de praatstok dan wel, juf?’, vraagt hij.
Juf Henk knikt. Ze geeft de praatstok aan Pim.
‘Ik eeeh… Ik wil eeeh…graag vertellen dat eeeh… want eeeh… en eeeh…’
Pim stopt. Hij weet het niet meer.
‘Nou’, zegt juf Henk vriendelijk. ‘Wat wil je vertellen?’
‘Stil juf’, zegt Pim. ‘Ik heb de praatstok. Dan mag ik toch alleen wat vertellen. Jij niet’.
Juf Henk kijkt naar Pim.
‘Ja. Ik mag ook wat zeggen’, zegt juf Henk. ‘Ik ben de juf en ik kan je wat vragen. Om je te helpen met je verhaal.’
Nee hoor. Dat mag niet´, zegt Pim. ´Alleen wie de praatstok heeft mag wat zeggen.´
Juf Henk lacht. Ze houdt haar mond dicht.
´Ik wil eeeh… vertellen over eeeh…. en eeeh…´, zegt Pim. Daarna kijkt hij naar juf. ´Ik weet het niet meer, juf.
Juf Henk houdt haar mond stijf dicht. Ze loopt naar Pim en strekt haar arm uit. Het is als of ze zonder te praten vraagt of ze de praatstok terug mag hebben.
Pim geeft de praatstok
´Gelukkig. Ik mag weer praten´, zegt juf Henk. Daarna gaat ze zitten op haar eigen stoel.
´Dat is lastig´, zegt ze. ´Maar ik heb een idee. Ik breek de stok in twee stukken. Dan is één helft van de praatstok voor iemand die wil wat vertellen. De andere helft hou ik zelf. Dan kan ik vragen stellen als iemand het niet meer weet.´
Juf Henk pakt de stok stevig vast.
´Krak´ klinkt het dan. De stok is door midden.
´Kijk, nu heb ik twee praatstokken. Deze is voor mij. Wie wil de andere helft om wat te vertellen. Pim. Jij?’
Pim knikt. Juf Henk geeft hem een halve stok.
Nu gaat het goed. Pim vertelt over de dierentuin. Over de leeuw die hij heeft gezien. En de haaien. Juf Henk vraagt soms wat als Pim niet meer weet wat hij wil zeggen. Dat gaat goed.
Pim vertelt. Samen met juf Henk. En nu zijn er twee praatstokken in de klas. En niet één.

zondag 11 september 2011

leesrijk

Ik schrijf.
Natuurlijk om gelezen te worden.
Maar ook om op elke basisschool het leesrijk groter te laten worden.
Ik kan wel zeggen dat er meer gelezen en voorgelezen moet worden. Maar wat dan? En wanneer dan? Hoe dan en waarom dan?
Op elke vraag heb ik hét antwoord. Niet vandaag. Morgen.
En omdat ik de antwoorden heb vind ik ook dat ik het goede voorbeeld moet geven. Door verhalen te plaatsen die je mag gebruiken (wel mijn naam als schrijver melden natuurlijk)
Ik schrijf. Maar eigenlijk ben ik leesbevorderaar. Klinkt mooier, anders. Veel leesplezier, bijvoorbeeld met het eerste juf Henk verhaal:


Juf Henk staat op het schoolplein.
Ze kijkt om zich heen. Wat ziet ze daar? Het is Hero. Hij zit op een fiets. Ze wist niet dat Hero kon fietsen.
’Juf, ik kan opeens fietsen’, zegt Hero.
‘Dat zie ik’, zeg juf Henk. ‘Wat knap zeg. Heb je dat geleerd?’
‘Nee, dat kan ik al’, zegt Hero. ‘Ik ga nu al naar de basisschool. En dan kan ik ook wel fietsen zonder zijwieltjes.’
‘Super hoor', zegt juf.
Hero fietst juf voorbij. Hij heeft zijn tong uit de mond. Op zijn hoofd heeft hij een helm. Zweet druppelt over zijn wang.
Juf Henk lacht. Hero ziet het niet. Hij fietst zonder om te kijken. Hero wiebelt nog een beetje. Zijn stuur gaat van links naar rechts.
‘Eigenlijk mag je niet op het schoolplein fietsen’, roept juf.
Dat hoort Hero niet. Hij zit voor op zijn zadel. Zijn voeten duwen hard op de trappers. Hero gaat steeds een stukje sneller. Wanneer hij bij het hek komt draait hij aan zijn stuur en maakt een bocht.
‘Dat was een mooie bocht’, zegt juf Henk. ‘Heb je dat ook al geleerd?’
‘Nee, dat kon ik ook al’, zegt Hero.
Juf Henk schudt haar hoofd een beetje.
‘Als je weer bij me bent dan moet je stoppen, Hero. Dan zetten we je fiets in het fietsenrek. Weet je hoe je moet stoppen?’
‘Ja hoor’, zegt Hero. ‘Gewoon remmen. Maar dat lukt nog niet elke keer zo goed.’
Juf Henk kijkt Hero na. Ze lacht. Dan hoort ze de stem van meester Geert.
‘Er is telefoon voor je, juf Henk’, zegt meester Geert. ‘Binnen.’
‘Ik kom met je mee’, zegt juf Henk.
Ze loopt achter meester Geert aan naar binnen.
Hero maakt weer een bocht en wil naar juf Henk fietsen. Hij ziet haar nog net de school binnen lopen. Hero bedenkt zich niet en fietst achter juf aan. Zo maar de school in.
Daar staat juf Henk. In de gang. Met de telefoon in de hand.
‘Ho ow wow’, roept Hero. Ik kan nie-hiet remmen.’
Juf Henk hoort Hero roepen. Ze draait zich om. Op dat moment rijdt Hero tegen juf Henk aan.
‘Zo, ik sta stil’, zegt Hero.
‘Ja, dat zie ik’, lacht juf Henk. ‘Ik was jouw rem. Zet je fiets nu maar in het fietsenrek’
En dan gaat Hero naar buiten. Met zijn fiets aan de hand.

Jelte van der Kooi